Welke informatie mag een arts met zijn advocaat delen?
Regionaal Tuchtcollege ‘s-Hertogenbosch, 13 november 2024
Een oogarts start na een negatieve review op internet een kortgedingprocedure tegen een patiënte wegens schending van goede eer en naam en vordert via de rechter haar te verbieden verdere negatieve uitlatingen over hem te doen. De arts onderbouwt zijn vordering met een advies van een door hem geraadpleegde medisch adviseur. De patiënte stapt naar de tuchtrechter en stelt dat de oogarts met dit alles zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Wat zegt de tuchtrechter?
Het RTG stelt voorop dat de oogarts een beroepsgeheim heeft en zonder toestemming van de patiënt geen medische gegevens aan derden mag verstrekken. De KNMG-richtlijn omgaan met medische gegevens bevat geen bepalingen over de situatie waarbij een arts zelf een procedure start. Het RTG formuleert regels of en zo ja, wanneer een arts het beroepsgeheim mag doorbreken als hij van mening is dat het voor de onderbouwing van een vordering noodzakelijk is medische informatie van de patiënt in het geding te brengen.
Zo moet de arts zich allereerst afvragen of hij de vordering ook kan onderbouwen zonder doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Verder moet de arts binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit blijven. Vervolgens moet de arts eerst toestemming aan de patiënt vragen voor het in het geding brengen van diens medische gegevens. Wanneer de patiënt geen toestemming verleent, kan de arts de rechter tijdens de procedure vragen om de patiënt te bevelen de op de zaak betrekking hebben stukken te overleggen (art. 22 Rv). Ook kan de arts de rechter vragen een deskundige te benoemen.
Wat betreft het medisch advies is het RTG gebleken dat de arts het medisch dossier van de patiënte niet geanonimiseerd aan zijn advocaat heeft gestuurd en dat deze advocaat vervolgens de anonimisering (deels) heeft uitgevoerd. De arts blijft echter zelf verantwoordelijk voor het anonimiseren van patiëntgegevens en het maken van de afweging of de gegevens wel of niet relevant zijn om aan zijn advocaat over te dragen.
Door al deze regels niet na te leven heeft de oogarts volgens het RTG op ongeoorloofde wijze zijn geheimhoudingsplicht doorbroken. Deze klacht is gegrond. In combinatie met enkele andere gegrond geachte verwijten wordt de oogarts de maatregel van berisping opgelegd.
Wat deze uitspraak opmerkelijk maakt, vormen de overwegingen ten aanzien van het contact van de oogarts met zijn advocaat. Op zichzelf is het juist dat een arts met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit gegevens in een procedure mag overleggen, maar een arts moet toch met zijn advocaat vrij en ongestoord van gedachten kunnen wisselen wat wel en niet relevant is voor het voeren van verweer of het instellen van een vordering? Een advocaat heeft juist om die reden een geheimhoudingsplicht en een verschoningsrecht. Een advocaat is juridische raadgever en zal in de regel beter op de hoogte zijn van wet- en regelgeving dan een arts. Welke arts weet wat 22 Rv inhoudt? Ook zal de rechter in kort geding niet geneigd zijn een deskundige te benoemen. In 2013 heeft de tuchtrechter al overwogen “Verweerster raakte immers in een geschil betrokken waarbij zij juridische bijstand nodig achtte. In een dergelijke situatie was het in beginsel gerechtvaardigd om ten behoeve van een adequate juridische bijstand volledige openheid van zaken te geven aan de rechtsbijstandverlener.” Zo zou een psychiatrische voorgeschiedenis relevant kunnen zijn bij een klacht over een traumatische bevalling. Een aangesproken arts moet dan toch met zijn advocaat kunnen bespreken of de psychiatrische gegevens relevant zijn voor het voeren van verweer? Het RTG lijkt met deze uitspraak het vrije en ongestoorde verkeer tussen cliënt en advocaat in te perken. De vraag die rijst is, of dit in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM. Het RTG refereert hier in de uitspraak wel aan, maar dat heeft de oogarts in dit geval niet kunnen baten. Tenslotte gaat het hier om nieuwe jurisprudentie en is het opmerkelijk dat de oogarts een relatief zware maatregel krijgt opgelegd. Een uitspraak om geen punt, maar om een komma achter te zetten.