Home Werkgever veroordeeld tot loondoorbetaling in verband met onvoldoende Covid-19 beschermingsmaatregelen en ontbreken aanbod passend werk voor de werknemer om thuis te werken

Debby Kolk

Arbeidsrecht
/

Werkgever veroordeeld tot loondoorbetaling in verband met onvoldoende Covid-19 beschermingsmaatregelen en ontbreken aanbod passend werk voor de werknemer om thuis te werken

De rechtbank Limburg heeft een uitspraak gedaan in kort geding en daarbij de werkgever tot loondoorbetaling veroordeeld in verband met het treffen van onvoldoende Covid-19 beschermingsmaatregelen op het werk voor de werknemer en het evenmin aanbieden van passend werk door te faciliteren dat de werknemer thuis zou kunnen werken. Zie hier de uitspraak.

Wat speelde er in deze zaak?

Feiten en achtergrond

Werkneemster was bijna 9 jaar in dienst als secretaresse/receptioniste bij een administratie- en belastingadvieskantoor. Nadat de overheidsmaatregelen rondom Covid-19 waren aangekondigd heeft de werkgever een e-mail rondgestuurd aan de werknemers met – onder meer – de mededeling dat er niet vanuit huis werd gewerkt. Indien iemand door de overheidsmaatregelen om welke reden dan ook niet kon of wilde werken, mocht men thuisblijven tegen inlevering van verlofdagen.

Werkneemster heeft zich op 16 maart vanwege keelklachten via what’s app ziek gemeld. Zij is niet meer op haar werkplek aanwezig geweest. Daarover ontstond discussie tussen partijen en de werkgever heeft het salaris vanaf 1 juni 2020 niet meer betaald.

Werkneemster heeft vervolgens in kort geding loondoorbetaling gevorderd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente en de buitengerechtelijke kosten, naast een proceskostenveroordeling. Zij voerde aan dat zij chronisch hartfalen heeft met een capaciteit van 30% en daardoor tot een zogenoemde risicogroep van Covid-19 behoort. Vanwege het risico op verregaande medische consequenties indien zij met het Covid-19 virus besmet zou raken diende zij extra voorzichtig te zijn en de overheidsmaatregelen in acht te nemen. Zij werkte aan een balie waar klanten verschijnen en naast de balie ligt de looproute naar een toilet voor de medewerkers, het koffieapparaat en de achtergelegen kantoorruimte van medewerkers van een ander bedrijf. Hierdoor bewegen zich veel mensen nabij de balie. De werkneemster stelde dat er onvoldoende beschermingsmaatregelen zijn getroffen, zoals geadviseerd door de overheid en dat het werken aan die balie geen veilige werkomgeving voor haar was. Zij heeft aangeboden haar werkzaamheden of aangepaste werkzaamheden vanuit huis te verrichten, maar dat aanbod heeft de werkgever niet aanvaard.

De bedrijfsarts heeft later de werkplek bezocht en vastgesteld dat deze niet was ingericht overeenkomstig de door de overheid geadviseerde aanpassingen. De werkgever bleef het standpunt betrekken dat de werkneemster haar werkzaamheden op kantoor moest verrichten. Deze houding van de werkgever en de discussie over een veilige werkplek hebben ertoe geleid dat zij, niet alleen vanwege haar medische klachten, maar ook door de beperkingen, die deels werden veroorzaakt door de spanningen vanwege deze hele situatie met haar werkgever, arbeidsongeschikt is bevonden.

Werkneemster heeft daarnaast ook aangeboden om eventuele aanpassingen aan haar werkplek zelf te betalen indien dit voor de werkgever niet mogelijk zou zijn. Uiteindelijk heeft de bedrijfsarts op 20 juli 2020 mediation geadviseerd nu de arbeidsmogelijkheden van de werkneemster geblokkeerd werden door het ontstane arbeidsconflict.

De werkgever voert verweer. De directeur voert aan dat hij geen dokter is en niet weet of werkneemster in een risicogroep valt en voert verder aan dat het advies van de overheid slechts een advies is en geen verplichting. De werkgever voert daarnaast aan dat het aannemen van de telefoon en het verwerken van de post niet van huis uit kan worden gedaan. Alle persoonlijke klantencontacten zouden zijn  geannuleerd en telefonische gesprekken worden ingepland via e-mail. Verder zou de balie-werkplek verplaatst zijn naar een reguliere werkplek voorzien van een spatscherm en elke ochtend en namiddag worden de deurklinken, de deurbel, de kozijnen, de balie, de receptie, de toetsenborden, de muizen, de telefoons, de wc, de kranen en het koffieapparaat gereinigd. Met andere woorden: de werkgever stelt alle mogelijke maatregelen getroffen te hebben om haar medewerkers een veilige werkplek te bieden. Ondanks dit alles weigert de werkneemster nog steeds om naar haar werkplek te komen en haar werk te hervatten en een fysiek gesprek met de werkgever aan te gaan. Deze situatie duurt inmiddels al zo’n zes maanden en de werkgever stelt dat er sprake is van werkweigering en om die reden wordt het loon niet doorbetaald.

De beoordeling

De kantonrechter is van mening dat voldoende aannemelijk is dat de vordering van de werkneemster in een bodemprocedure kans van slagen heeft, en ook dat er voldoende spoedeisend belang is bij de gevraagde voorziening. Dit is van belang in het kader van het kort geding dat de werkneemster aanhangig heeft gemaakt.

De kantonrechter is verder van mening dat voorop staat dat de werkgever ervoor dient te zorgen dat haar werknemers op een veilige werkplek kunnen werken dan wel de beschikking hebben over veilige werkomstandigheden. In verband Covid-19 heeft de overheid in ieder geval sinds maart 2020 landelijke, heldere adviezen verstrekt over het inrichten van veilige werkplekken en aangegeven wie ten aanzien van Covid-19 tot de zogenoemde risicogroepen behoren en dat zoveel mogelijk, waar mogelijk, thuis gewerkt dient te worden. Die adviezen gelden nog steeds.

Op basis van het advies van de bedrijfsarts staat vast dat de werkneemster een duidelijke indicatie heeft voor het thuiswerken onder meer vanwege het behoren tot een risicogroep voor Covid-19. De bedrijfsarts constateert verder dat de werkgever het thuiswerken nog steeds niet faciliteert en dat indien het thuiswerken volgens de werkgever niet mogelijk zou zijn, de werkgever moet zorgdragen voor een veilige werkplek in dit geval een balie die is afgeschermd met plexiglas en afgeschermd van de looproute langs de balie volgens de bedrijfsarts.

De kantonrechter overweegt dat de werkneemster vanaf het begin kenbaar heeft gemaakt dat ze enkel op haar werkplek durfde/wilde verschijnen om daar te werken als die werkelijk veilig was gemaakt. Uit het advies van de bedrijfsarts blijkt dat zij tot een zogenoemde Covid-19 risicogroep behoort. Daarnaast is de bedrijfsarts op 12 juni 2020 op het kantoor van de werkgever geweest en heeft vastgesteld dat er toen geen sportschermen bij de balie stonden. Ook op 24 augustus was het met de beschermingsmaatregelen nog niet in orde. Dit blijkt uit een kantoorbezoek van de buurvrouw van de werkneemster en uit foto’s die in de procedure zijn overgelegd. Er zijn weliswaar maatregelen genomen, maar hiervan is werkneemster pas op de hoogte gesteld bij brief van 19 augustus 2020.

Niet gesteld of gebleken is dat aan de werkneemster andere werkzaamheden zijn aangeboden die wel van thuis uit zouden doen kunnen worden verricht of dat zij thuiswerkmogelijkheden heeft gefaciliteerd, zoals bijvoorbeeld door het doorschakelen van de telefoon naar de telefoon bij werkneemster thuis en het verzorgen van een online verbinding voor de computer. De gebrekkige communicatie heeft vervolgens tot een patstelling geleid waarbij werkgever het standpunt heeft ingenomen dat de werkneemster niet meer hoefde te komen, terwijl de werkneemster wil blijven werken.

Na hersteldmelding van de werkneemster zijn de arbeidsmogelijkheden geblokkeerd door het arbeidsconflict. Vast staat dat werkneemster zich beschikbaar heeft gesteld voor het verrichten van werkzaamheden en zelfs dat zij de aanpassingen aan haar werkplek zelf wilde betalen.

De kantonrechter concludeert dat van werkweigering geen sprake is en dat dit de werkgever ook niet ontslaat van haar loondoorbetalingsverplichting. Uit het arbeidsdeskundigenrapport blijkt dat de re-integratie inspanningen van de werkgever onvoldoende zijn, dat de werkgever geen medewerking aan mediation wil verlenen en de arbodienst ook niet heeft ingeschakeld en dat ook niet van plan was.  De vordering tot loondoorbetaling van de werkneemster wordt toegewezen inclusief de maximale wettelijke verhoging (van 50%), de wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en een proceskostenveroordeling.

In deze zaak lijkt het vrij evident dat de werkgever weinig bereidheid heeft getoond om met inachtneming van de door de overheid opgelegde maatregelen de werknemer te faciliteren bij het voortzetten van de werkzaamheden vanuit huis of eventuele andere passende werkzaamheden aan te bieden dan wel dit thuiswerk te faciliteren. Deze houding komt de werkgever duur te staan, maar het oordeel van de kantonrechter is niet onbegrijpelijk. In de praktijk komen wij diverse situaties tegen waarbij de zaak wat minder duidelijk en zwart-wit ligt. Het is en blijft daarbij belangrijk om met elkaar in gesprek te blijven.

Heeft u vragen met betrekking tot de reikwijdte van uw verplichtingen als werkgever of als werknemer? Neem dan contact op met Debby Kolk, Suzanne Steegmans of Zorana Koria

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven