
De klinisch psycholoog als regisseur
Regionaal Tuchtcollege Zwolle , 25 maart 2025
Een vrij gevestigd klinisch psycholoog wordt verweten dat hij de behandeling van een suïcidale patiënt heeft overgelaten aan een niet BIG-geregistreerde systeemtherapeut.
De klaagster in deze zaak is de weduwe van de overleden patiënt.
De patiënt was al langer bekend met terugkerende depressies en suïcidaliteit. Op latere leeftijd werd kanker bij de patiënt gediagnosticeerd waardoor zijn somberheid, depressiviteit en suïcidaliteit toenamen. De huisarts verwees de patiënt naar de klinisch psycholoog.
De klinisch psycholoog heeft als regiebehandelaar de intake en indicatiestelling gedaan. Hierna werd onder verantwoordelijkheid van de klinisch psycholoog de behandeling gestart waarbij deze door een niet BIG-geregistreerde systeemtherapeut, tevens de partner van de klinisch psycholoog, werd uitgevoerd.
Vlak voor de geplande einddatum stopte de man met de behandeling. De klinisch psycholoog en de systeemtherapeut schreven een afsluitbrief aan de huisarts met het advies om een intensiever traject bij de ouderen-GGZ te doen als de patiënt verder wil werken aan zijn stemming. Enkele maanden later pleegt de patiënt suïcide.
De weduwe van de man stapt, na een klachttraject bij de Stichting Complementaire en Alternatieve Gezondheidszorg (SGAC) en een tweetal nagesprekken, naar het Regionaal Tuchtcollege (RTG).
Het RTG overweegt dat de rol- en taakverdeling met de juiste opleiding van de systeemtherapeut volgens het Model Kwaliteitsinstituut GGZ in een vrij gevestigde praktijk als die van de klinisch psycholoog is toegestaan en ook is vastgelegd in het behandelplan. Het behandelplan is ook met de patiënt besproken, waarbij wel van belang is dat de klinisch psycholoog zijn regierol goed vervult. Het RTG oordeelt dat de klinisch psycholoog in dat laatste tekort is geschoten. Bij het RTG is het beeld ontstaan dat de ernst van de suïcidaliteit van de patiënt in onvoldoende mate is onderkend en dat daaraan te weinig aandacht is besteed. Van de klinisch psycholoog had een actieve(re) regierol mogen worden verwacht door zich meer met (de inhoud en voortgang van) de behandeling van de patiënt te bemoeien en diens suïcidaliteit conform de richtlijn of standaard te monitoren. Door slechts “op afstand” overlegmomenten te hebben met de systeemtherapeut zonder betrokkenheid van de patiënt, heeft de klinisch psycholoog onvoldoende invulling gegeven aan zijn regierol .
De klacht over de zorgverlening is mitsdien gegrond. Samen een gegrond klachtonderdeel ten aanzien van het onjuist declareren van de verleende zorg wordt de klinisch psycholoog de maatregel van berisping opgelegd. Bijzonder is dat het RTG in deze zaak beslist dat de beslissing op grond van artikel 48 lid 11 van de Wet BIG in het BIG register openbaar wordt gemaakt.
Deze uitspraak past in de lijn die in de jurisprudentie door het Centraal Tuchtcollege over de rol en de verantwoordelijkheid van de regiebehandelaar heeft uitgezet.
Volgens het Centraal Tuchtcollege ziet de regiebehandelaar er onder meer op toe dat:
- de continuïteit en de samenhang van zorgverlening aan de patiënt wordt bewaakt en dat waar nodig een aanpassing van de gezamenlijke behandeling in gang wordt gezet, en
- dat er adequate informatie uitwisseling en voldoende overleg is tussen de bij de behandeling betrokken zorgverleners.
Uit deze uitspraak kan worden opgemaakt dat het RTG van oordeel is dat de klinisch psycholoog op deze beide punten te kort is geschoten. Een regiebehandelaar kan alzo tuchtrechtelijk worden getoetst. Het RTG is in deze zaak van oordeel dat de regiebehandelaar een meer proactieve houding had moeten innemen, zeker nu de bijzondere situatie van de betrokken patiënt daarom vroeg. Goede afspraken over taakverdeling en onderlinge afstemming bij samenwerking kunnen – mits ook goed gedocumenteerd! – achteraf behulpzaam zijn bij het geven van uitleg in het onverhoopte geval er een klacht wordt ingediend. Wie streng genoeg is voor zichzelf, gaat zelden in de fout.