17.01.2017
Aansprakelijkheidsverzekeraar mag terugkomen op erkenning
Het staat een aansprakelijkheidsverzekeraar in beginsel niet vrij om terug te komen van een jegens een derde gedane erkenning dat zijn verzekerde jegens die derde aansprakelijk is. Maar onder bijzondere omstandigheden, zo oordeelde het Hof Den Haag recent, kan dat toch wel. Wat is daarvoor nodig?
Het was juli 2008 toen een jong gezin aan het spelen was in de zee bij Domburg. Op enig moment is er per ongeluk een balletje richting het gezin gegooid. De moeder van het gezin heeft dit balletje met haar linker pink willen afweren. Zodoende heeft zij letsel aan deze pink opgelopen. Hoewel de moeder niet had gezien wie het balletje gooide, meldde zich iemand, die haar aangaf dat gedaan te hebben.
Nationale-Nederlanden (NN) heeft als aansprakelijkheidsassuradeur van deze veroorzaker van het ongeval aanvankelijk aansprakelijkheid erkend maar toen bleek dat de veroorzaker van het ongeval leugenachtige verklaringen over de toedracht van het ongeval had afgelegd, trok NN zich (zogezegd) terug. NN betoogde dat het gelet op de feiten en omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht moet worden dat aanspraak is gemaakt op een uitkering onder de polis.
Uiteindelijk is de moeder een bodemprocedure gestart, waarin zij een verklaring voor recht heeft gevorderd dat NN gehouden is de schade als gevolg van het ongeval te vergoeden. De moeder legt hieraan ten grondslag dat de aansprakelijkheidsverzekeraar gebonden is aan haar eerdere erkenning van aansprakelijkheid. Bij arrest van 13 december 2016 heeft het Hof Den Haag haar in het ongelijk gesteld:
“Het staat een aansprakelijkheidsverzekeraar in beginsel niet vrij om terug te komen van een jegens een derde gedane erkenning dat zijn verzekerde jegens die derde aansprakelijk is. Zo is, wanneer een verzekeraar tot de erkenning van aansprakelijkheid is gekomen op grond van een rapport van een door hem ingeschakelde deskundige, daarvoor de enkele omstandigheid dat nadien een andere deskundige een andere visie omtrent de aansprakelijkheid geeft of het eerdere onderzoek als ondeugdelijk aanmerkt, niet voldoende, aangezien de omstandigheid dat het rapport van de deskundige achteraf onjuist of ondeugdelijk wordt bevonden, krachtens de in het verkeer geldende opvattingen in de verhouding tot de derde voor rekening van de verzekeraar en diens verzekerde behoort te komen (zie Hoge Raad 10 januari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0470, NJ 1992/606 en HR 19-09-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF8270, NJ 2003/619). Een verzekeraar is niet aan haar erkenning gebonden als komt vast te staan dat zij tot die erkenning is gekomen onder invloed van bedrog (artikel 3:44 BW), aangezien het dan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat hij aan zijn erkenning wordt gehouden (zie Gerechtshof Den Haag 29 september 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2546).”
Het arrest leest u hier.