Home Artikel 843a Rv verzoek ten opzichte van een door een arts én een assistente afgelegde verklaring afgewezen

Artikel 843a Rv verzoek ten opzichte van een door een arts én een assistente afgelegde verklaring afgewezen

Op het moment dat een partij een afschrift of uittreksel wil vorderen van bepaalde bescheiden die hij (of zij) niet in zijn bezit heeft, kan hij jegens degene die over deze bescheiden beschikt een artikel 843a Rv procedure starten. Dat wel aan diverse vereisten moet worden voldaan voordat een dergelijk verzoek wordt toegewezen, blijkt uit een recente uitspraak van de rechtbank Overijssel.

Verzoekster in deze zaak had in 2021 een koperspiraal laten plaatsen. In 2022 is verzoekster toch (ongewenst) zwanger geraakt van haar vijfde kind, waarna zij haar huisarts aansprakelijk had gesteld voor alle door haar geleden en nog te lijden schade. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de huisarts had de aansprakelijkheid namens haar verzekerde van de hand gewezen, volgens haar is geen sprake geweest van medisch onzorgvuldig handelen en evenmin van causaal verband tussen het handelen van de huisarts en het uiteindelijke medisch beloop.

Verzoekster wenste een afschrift van de door de huisarts en de betrokken assistente aan de aansprakelijkheidsverzekeraar afgelegde verklaringen te ontvangen, mede doordat tussen partijen discussie bestaat over een deel van de feiten. Verzoekster startte een (843a Rv) procedure en verzocht de rechtbank de huisarts te veroordelen om die verklaringen te verstrekken.

Om een 843a Rv verzoek toe te kunnen wijzen is in de eerste plaats vereist dat aan de vereisten van het eerste lid voldaan wordt. Vereist is dat de verzoekende partij een rechtmatig belang heeft bij de verzochte bescheiden, voldoende concreet moet worden aangegeven om welke bescheiden wordt verzocht en ook moet de verzoek(st)er partij zijn in de rechtsbetrekking waarop de bescheiden betrekking hebben. De rechtbank is van oordeel dat aan deze vereisten is voldaan.

Het vierde lid van 843a Rv bevat echter nog een vereiste; degene die de bescheiden ter beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan het verzoek te voldoen als daarvoor gewichtige redenen zijn of als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. De rechtbank is van oordeel dat daar niet aan is voldaan en dat de belangenafweging in het voordeel van de huisarts moet uitvallen.

De rechtbank zoekt onder meer aansluiting bij een arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden, waarin ten eerste werd geoordeeld dat aan het maatschappelijk belang, dat ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene om bijstand en advies tot zijn verzekeringsmaatschappij kan wenden, afbreuk zou worden gedaan als er een verplichting zou bestaan tot openbaarmaking van deze correspondentie en gespreksverslagen. Ten tweede werd geoordeeld dat iedere partij een eigen recht heeft om haar verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden en dat een aanspraak op inzage in correspondentie die is gewisseld tussen verzekeraar en verzekerde inbreuk zou kunnen maken op dit recht.

De rechtbank is het met de huisarts eens dat de verklaringen van de huisarts en de betrokken assistente onder dergelijke gedachtewisselingen moeten worden geschaard. Ook valt niet in te zien dat de correspondentie tussen de huisarts en de assistente enerzijds en de aansprakelijkheidsverzekeraar anderzijds niet op één lijn te stellen is met correspondentie tussen een advocaat en cliënt over het opstellen van een verweer tegen een aansprakelijkstelling, aldus de rechtbank. De conclusie van de rechtbank is dan ook dat sprake is van gewichtige redenen aan de zijde van de huisarts, op grond waarvan zij niet gehouden is aan het verzoek te voldoen.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven