Home BGK: beroep op wanverhouding met de hoofdsom slaagt niet

KBS

BGK: beroep op wanverhouding met de hoofdsom slaagt niet

Uitgangspunt is dat een slachtoffer van een ongeval jegens de partij die aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval, recht heeft op vergoeding van de door hem gemaakte redelijke kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand, verleend door een advocaat van zijn keuze. Of buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen, wordt uiteindelijk bepaald door het antwoord op de vraag of is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Dit vereist dat, in de gegeven omstandigheden, het maken van de kosten redelijk is en de omvang van de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk is om vergoeding van de schade te verkrijgen.

In deze zaak staat Schenkeveld als belangenbehartiger een zeer jong slachtoffer met ernstig en persisterend beenletsel bij. ASR heeft de regeling van de schade van het slachtoffer in behandeling genomen in het kader van de schuldloze derdenregeling. Schenkeveld heeft voor een bedrag van  ruim € 11.000,- facturen gestuurd aan ASR voor de door haar verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. ASR heeft hiervan ongeveer € 5.000,- betaald. Wegens het uitblijven van verdere voldoening van de facturen vraagt Schenkeveld de kantonrechter ASR te veroordelen tot betaling van € 6.231,63. Schenkeveld stelt dat de door haar gemaakte kosten redelijke kosten zijn en dat de kosten niet extreem zijn opgelopen. De kosten zijn volgens Schenkeveld mede redelijk, omdat het een zeer jong slachtoffer betreft met een ernstig en persisterend beenletsel. Dit slachtoffer heeft recht op behoorlijke bijstand en moet kunnen vragen wat nodig is. ASR voert aan dat de door Schenkeveld gemaakte kosten niet redelijk zijn, waarbij onder meer wordt aangevoerd dat iedere redelijke verhouding tussen de omvang van de buitengerechtelijke kosten en de omvang van de persoonlijke schade van het slachtoffer zoek is.

De kantonrechter stelt voorop dat het denkbaar is dat pas achteraf komt vast te staan dat de aan het ongeval toerekenbare schade relatief beperkt is. Dat enkele feit betekent niet dat de eerder in redelijkheid gemaakte buitengerechtelijke kosten alsnog als niet redelijk moeten worden aangemerkt. Evenmin is het zo dat het slachtoffer of diens belangenbehartiger in redelijkheid gemaakte buitengerechtelijke kosten dient voor te financieren tot het moment waarop met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de omvang van de totale schade zo groot is dat de reeds gemaakte buitengerechtelijke kosten in een bepaalde redelijk geachte procentuele verhouding tot die totale schade staan. Een andere opvatting zou meebrengen dat het een slachtoffer wel haast onmogelijk zou worden gemaakt – in praktische zin – om de omvang van de schade te laten vaststellen en vervolgens een reële minnelijke regeling met de verzekeraar van de aansprakelijke partij te treffen. Aan de andere kant dient de belangenbehartiger ook oog te hebben voor de verhouding tussen omvang van de redelijkerwijs te verwachten schade en de in dat schadedossier te besteden tijd.    Pas bij akte na comparitie betwist ASR de verschuldigdheid van de reeds door haar voldane facturen. Vaststaat dat ASR niet eerder bezwaar heeft gemaakt tegen de hoogte van deze facturen. Het had op de weg van ASR, als professionele partij, gelegen om gelijk na de ontvangst van de facturen verweer te voeren. Daarbij overweegt de kantonrechter dat de door ASR verrichte betalingen op gespecificeerde facturen de erkenning van de verschuldigdheid daarvan impliceren.

Aan de hand van het dossier van het slachtoffer bespreekt de kantonrechter de nog openstaande facturen vervolgens afzonderlijk. Op meerdere punten worden facturen door de kantonrechter gecorrigeerd. Bijvoorbeeld omdat meerdere advocaten van Schenkeveld in het dossier hebben gewerkt. De kantonrechter overweegt dat de wisseling van advocaten een interne aangelegenheid betreft. De daarbij gemaakte kosten zijn dan ook niet redelijk en komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ook heeft Schenkeveld kosten bij ASR in rekening gebracht voor het aansprakelijk houden van TVM. Naar het oordeel van de kantonrechter zien deze werkzaamheden niet op de vaststelling van de omvang van de schade van het slachtoffer en dienen de in dit verband gedeclareerde werkzaamheden te worden afgewezen. Daarnaast acht de kantonrechter het niet redelijk indien een advocaat voor reistijd het volledige (specialisten-)uurtarief rekent, tenzij aangetoond kan worden dat er in de reistijd is gewerkt. Hiervan is echter niet gebleken. ASR wordt veroordeeld nog ongeveer € 4.000,00 aan Schenkeveld te betalen.

Uit deze uitspraak kan worden opgemaakt, dat de aansprakelijke partij die voor vergoeding van de buitengerechtelijke kosten wordt aangesproken, er goed aan doet om de facturen per verrichting te beoordelen en zo nodig te bestrijden. Het beroep op de wanverhouding met de hoofdsom, zoals hier door ASR gedaan, slaagt niet.

ECLI:NL:RBNHO:2018:8190

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven