Buitengerechtelijke kosten ook zonder aantoonbare schade
Bij de afwikkeling van letselschadezaken ontstaat regelmatig discussie over (de hoogte van) de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand van de belangenbehartiger van de benadeelde.
Deze kosten moeten voldoen aan de zogeheten dubbele redelijkheidstoets: a) de kosten moeten redelijk zijn en b) de verrichte werkzaamheden moeten redelijkerwijs noodzakelijk zijn geweest om schadevergoeding te verkrijgen. Wat nu als er wel aansprakelijkheid is, maar er uiteindelijk geen sprake is van schade? Deze vraag kwam in dit arrest aan de orde. De Hoge Raad heeft de vereisten om in aanmerking te komen voor buitengerechtelijke kosten nog eens op een rijtje gezet. Vereist is dat er causaal verband bestaat tussen aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten. De kosten moeten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend. Het moet verder redelijk zijn geweest om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen. Ten slotte moeten de gemaakte kosten redelijk zijn. De Hoge Raad voegt hieraan toe dat voor vergoeding van de buitengerechtelijke kosten niet is vereist dat uiteindelijk vast komt te staan dat schade is geleden. Dit arrest geeft belangenbehartigers van benadeelden houvast voor de stelling dat ook in kleine letselschadezaken of letselschadezaken waarin uiteindelijk in het geheel geen sprake blijkt te zijn van schade, toch aanleiding kan bestaan om buitengerechtelijke kosten vergoed te krijgen. Deze kosten worden dan wel getoetst op hun redelijkheid.
Klik hier voor de uitspraak.