De billijkheidscorrectie in regreszaken
In het Nederlands recht geldt de regel dat een bestaande schadevergoedingsplicht wordt verminderd wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend. Indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist, kan voorts een billijkheidscorrectie worden toegepast (art. 6:101 BW).
In zaken, zoals deze, waarin door een ziektekostenverzekeraar verhaal wordt gezocht voor uitgekeerde ziektekosten bij de verzekeraar van de aansprakelijke partij rijst de vraag, of de billijkheidscorrectie alleen van toepassing is in de verhouding benadeelde-aansprakelijke partij of dat de billijkheidscorrectie doorwerkt in de (regres-)verhouding tussen verzekeraars onderling. Het veel gehoorde argument hierbij is dat een verzekeraar ‘geen subrogatie in zieligheid’ toekomt.
De Hoge Raad heeft in dit arrest beslist dat art. 7:962 lid 1 BW bepaalt dat vorderingen tot vergoeding van de schade van de verzekerde overgaan op de verzekeraar voor zover deze laatste die schade vergoedt. Uitgangspunt moet dan zijn, aldus de Hoge Raad, dat de billijkheidscorrectie doorwerkt in de (regres-)verhouding tussen verzekeraars op gelijke wijze als deze zou gelden in de verhoudingen tussen verzekerden. Dat geldt ook, aldus nog steeds de Hoge Raad, indien de billijkheidscorrectie verband houdt met subjectieve omstandigheden aan de zijde van de verzekerde, zoals de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde.
De betekenis van dit arrest voor de praktijk is, dat (ook) in regreszaken de schadevergoedingsplicht van de aansprakelijke partij met toepassing van de billijkheidscorrectie, al naar gelang de omstandigheden, naar boven of naar beneden kan worden bijgesteld. Het is zaak hier attent op te zijn en deze mogelijkheid niet onbenut te laten.
Klik hier voor de uitspraak.