Home De curator en bestuursrechtelijke milieuhandhaving in faillissement

De curator en bestuursrechtelijke milieuhandhaving in faillissement

De curator is als zijnde beheerder van de faillissementsboedel vanaf de faillietverklaring verantwoordelijk voor de milieurechtelijke verplichtingen van de boedel. Uit de bestuursrechtspraak volgt dat de curator ook kosten van bestuursdwang verschuldigd kan worden als gevolg van milieuverontreiniging ontstaan vóór het faillissement. Maar levert dit een boedelschuld op?

De rechtbank Rotterdam heeft prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de vraag of ‘milieukosten’ in faillissement kwalificeren als boedelschuld of ter verificatie moeten worden ingediend. De conclusie van A-G Valk in deze zaak werd op 1 maart 2021 gepubliceerd. In zijn conclusie laat de A-G zijn licht schijnen op deze complexe materie. In dit blog bespreek ik het leerstuk en ga ik in op de conclusie van de A-G. Het is nu wachten op het oordeel van de Hoge Raad.

Wat is een boedelschuld?

Boedelschulden zijn schulden die ná de faillietverklaring zijn ontstaan in het kader van het beheer en de vereffening van de boedel door de curator. Boedelschulden hebben een bijzondere positie in het faillissementsrecht en leveren een onmiddellijke aanspraak op de boedel op, waarmee zij een sterk verhaalsrecht behelzen.

In het arrest Koot Beheer/Tideman q.q. heeft de Hoge Raad overwogen dat sprake is van een boedelschuld indien (i) dit volgt uit de wet, (ii) de curator de schuld in zijn hoedanigheid is aangegaan of (iii) de schuld het gevolg is van een handelen van de curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting.

Stand van zaken in rechtspraak en literatuur

In de enige civiele uitspraak in deze kwestie heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in de Thermphos-zaak het onderscheid gemaakt tussen kosten voortvloeiend uit milieuverplichtingen ontstaan vóór de faillietverklaring en milieuverplichtingen ontstaan ná de faillietverklaring. De rechtbank overwoog dat slechts de kosten voortvloeiend uit milieuverplichtingen ontstaan ná de faillietverklaring (gedeeltelijk) als boedelschulden kwalificeren.

In de literatuur wordt deze benadering door diverse auteurs bepleit. De benadering komt erop neer dat de schending van milieurechtelijke verplichtingen door de curator slechts tot boedelschulden leidt, indien de curator door voortzetting van gefailleerde actief heeft bijgedragen aan het (voort)bestaan van de milieuverontreiniging. Deze benadering wordt door A-G Valk aangeduid als het ‘veroorzakingsprincipe’.

Andere auteurs zetten zich af tegen deze benadering en bepleiten bij de bestuursrechtelijke lijn aan te sluiten, waarbij schending van milieurechtelijke verplichtingen die rusten op de curator in zijn hoedanigheid, reeds uit dien hoofde tot boedelschulden leidt. Hierbij is niet van belang of de curator de onderneming van gefailleerde heeft voortgezet. Deze benadering wordt door A-G Valk het ‘hoedanigheidsprincipe’ genoemd.

Conclusie A-G Valk

A-G Valk meent dat bestuurlijke geldschulden die voortvloeien uit de handhaving van milieurechtelijke verplichtingen ten opzichte van curatoren in beginsel als boedelschulden dienen te kwalificeren. A-G Valk sluit daarmee aan bij het ‘hoedanigheidsprincipe’.

Hierbij verwijst A-G Valk naar de bestuursrechtelijke rechtspraak waaruit blijkt dat de curator in zijn hoedanigheid verantwoordelijk is voor de naleving van milieurechtelijke verplichtingen, ongeacht of hij de onderneming van gefailleerde heeft voortgezet. Schulden die hieruit voortvloeien zijn schulden die het gevolg zijn van een handelen van de curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verplichting. Deze schulden kwalificeren gelet op het arrest Koot/Tideman q.q. als een (type iii) boedelschuld.

Een onderscheid tussen milieuverplichtingen daterend van vóór en van ná het faillissement past volgens A-G Valk slecht in het stelsel van de Faillissementswet. Daarnaast is gemakkelijk discussie mogelijk over het ontstaansmoment van uit het objectieve recht voortvloeiende verplichtingen.

Gevolgen voor de praktijk

Indien de Hoge Raad de conclusie van A-G Valk volgt, heeft dit tot gevolg dat de overheid met betrekking tot milieurechtelijke vorderingen een sterke verhaalspositie heeft. De vorderingen die voortvloeien uit milieurechtelijke verplichtingen kwalificeren dan als boedelvorderingen, ongeacht of de milieuverplichtingen dateren van vóór of ná faillissement. Dit betekent dat de ‘milieukosten’ rechtstreeks op de boedel kunnen worden verhaald. Een positieve uitkomst voor de overheid en milieufanatici, maar een hard gelag voor de crediteuren en de curator.

Zodra het arrest is gewezen, breng ik u op de hoogte van het oordeel van de Hoge Raad.

Heeft u een specifieke vraag met betrekking tot het insolventierecht. Neem dan gerust contact op met Hans Hendriks, Zorana Koria, Thom Roelen of Mieke Stap.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven