Home Disciplinering van lastige artsen is geen doelstelling van het tuchtrecht

Disciplinering van lastige artsen is geen doelstelling van het tuchtrecht

Recent heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (‘het CTG’) een uitspraak gedaan in een kwestie waarbij een huisarts gedurende de coronapandemie (o.a.) off-label medicatie had voorgeschreven aan patiënten met Covid-19. De huisarts werd bijgestaan door onze advocaat Maurice Mooibroek.

In de uitspraak zijn betekenisvolle overwegingen opgenomen, onder meer over off-label voorschrijven van geneesmiddelen en over ongepaste invloed op het vervolgingsbeleid van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (‘de Inspectie’).

De Inspectie had tegen de betrokken huisarts een tuchtklacht ingediend met betrekking tot het off-label voorschrijven van geneesmiddelen tegen Covid-19, het vereisen van een getekend informed-consent formulier voorafgaand aan een Covid-19 vaccinatie, bemoeienis met een patiënt in het ziekenhuis en diverse uitingen op social media. Bij beslissing van 18 november 2022 had het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Bosch (‘het RTG’) de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de huisarts een berisping opgelegd.

Zowel de huisarts als de Inspectie gingen tegen deze uitspraak in beroep. Het CTG kwam tot andere conclusies dan het RTG.  

Off-label voorschrijven op grond van buitenlandse richtlijnen

Anders dan het RTG, acht het CTG het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de huisarts de medicatie off-label heeft voorgeschreven aan zijn patiënten. Het CTG bemerkt dat enkele buitenlandse richtlijnen bestonden waaraan steun kon worden ontleend voor de handelwijze van de huisarts, maar overweegt dat deze handelwijze op dat moment in Nederland door gezaghebbende instanties juist sterk werd afgeraden. Onder die omstandigheden is het naar het oordeel van het CTG niet toegestaan off-label medicatie voor te schrijven zonder overleg van de arts met de apotheker over de patiënt waarop het recept betrekking heeft, en in welk overleg recht kan worden gedaan aan de te onderscheiden verantwoordelijkheden van arts en apotheker. Het klachtonderdeel wordt gegrond verklaard.

Informed consent-formulieren zijn enkel toegestaan bij ingrijpende verrichtingen

Waar het RTG het schriftelijk vastleggen van toestemming niet beperkte tot bepaalde ingrepen, oordeelt het CTG dat dit enkel is toegestaan in geval van ‘ingrijpende verrichtingen’. Een Covid-19 vaccinatie valt naar het oordeel van het CTG niet binnen deze categorie. Het klachtonderdeel wordt gegrond verklaard.

Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbare bemoeienis bij de patiënt

Net als het RTG oordeelt het CTG dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbare bemoeienis met de patiënt in het ziekenhuis, die de huisarts eerder had gezien op de huisartsenpost. Het CTG overweegt zelfs dat het een groot goed is dat “huisartsen en medisch specialisten frequent communiceren over hun patiënten”. Dat daarin soms contacten voorkomen die minder voor de hand liggen, is daarin niet geheel te vermijden en ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.

De uitlatingen op social media zijn niet tuchtrechtelijk verwijtbaar

Ook hier is het CTG het niet eens met het oordeel van het RTG. Het CTG overweegt dat het doen van media-uitlatingen met desinformatie tuchtrechtelijke gevolgen kan hebben, maar merkt op dat de Inspectie dit ten aanzien van de uitlatingen van de huisarts niet specifiek heeft onderbouwd. Daarnaast kwamen de media-uitingen van de huisarts vooral voort uit diens pogingen om binnen de beroepsgroep en bij de overheid gehoor te krijgen voor de door hem bepleite medicamenteuze aanpak. Het CTG ziet dan ook weinig aanleiding om de huisarts daarover de maat te nemen nu het gaat om een periode waarin sprake was van uitzonderlijke medische, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Het CTG overweegt daartoe ook dat ook bewindslieden en andere gezagsdragers met enige regelmaat in de media konden worden betrapt op uitspraken die verder gingen en minder genuanceerd waren dan in normale omstandigheden gebruikelijk is. Ook dit klachtonderdeel verklaart het CTG ongegrond.

De opgelegde maatregel

Met name de overwegingen omtrent oplegging van de maatregel van het CTG verdienen uiteindelijk de aandacht. In afwijking van het RTG, legt het CTG de huisarts slechts een waarschuwing op. De waarschuwing betreft de lichtste maatregel binnen het instrumentarium van de tuchtrechter en heeft het karakter van een “een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken” (Kamerstukken II 1985-1986, 19522, nr. 3, p. 76).

In de maatregeloplegging voor de betrokken huisarts speelt de bijzondere en onzekere corona-periode een rol, maar ook het feit dat de tuchtprocedure door de Inspectie lijkt te zijn ingesteld om zekerheid te verkrijgen over de omstandigheden waaronder het off-label voorschrijven van medicatie is toegestaan. Het CTG noemt de procedure op dit punt een ‘proefproces’. Bovendien heeft de betrokken huisarts zich transparant en toetsbaar opgesteld en gehandeld vanuit oprechte betrokkenheid met en zorgen over zijn patiënten.

Meest opvallend is echter dat naar het oordeel van het CTG is komen vast te staan dat de toenmalig minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zich actief heeft bemoeid met het beleid van de Inspectie in deze zaak. Hij zou er bij de Inspectie onder meer op hebben aangedrongen dat ‘disciplinerend’ zou worden opgetreden tegen de huisarts en de Inspectie de vraag hebben gesteld waarom de huisarts “überhaupt nog (de) praktijk [mocht] uitoefenen gelet op alle uitingen”. De Inspectie heeft zich naar het oordeel van het CTG laten beïnvloeden door deze wens van de toenmalige minister en daarom “wel erg doortastend” hebben opgetreden tegen de huisarts. Een dergelijke werkwijze past niet binnen het tuchtrecht, zo overweegt ook het CTG:

Disciplinering van – in de ogen van een minister van VWS – lastige artsen is echter geen doelstelling van het tuchtrecht”.

Het doel van het tuchtrecht is en blijft het bewaken en bevorderen van de individuele gezondheidszorg en het beschermen van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen. De Inspectie speelt daarin een belangrijke rol en is dan ook één van de klachtgerechtigden. Zij dient zich in die hoedanigheid niet te laten beïnvloeden door politieke druk.

Lees de volledige uitspraak van het CTG via deze link.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven