Home Een tuchtklacht als fishing expedition?

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Een tuchtklacht als fishing expedition?

Regionaal Tuchtcollege Amsterdam, 23 februari 2024

ECLI:NL:TGZRAMS:2024:38

De klager in deze tuchtzaak dient een klacht in over het door hem veronderstelde handelen van de beklaagde huisarts rondom het overlijden van zijn moeder. Tijdens de behandeling van de klacht wordt duidelijk dat de klager het de huisarts enerzijds verwijt dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen en geen verantwoording heeft willen afleggen over de verleende zorg aan zijn moeder, maar anderzijds te kennen geeft niet te weten wat er is gebeurd en dat hij dat nu juist graag wil weten.

De Voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege (RTG) stelt vast dat de klager zijn klacht onvoldoende heeft verduidelijkt en niet heeft beschreven wat de huisarts precies heeft gedaan of zou hebben nagelaten. De procedure bij het tuchtcollege is volgens de Voorzitter niet bedoeld om op deze wijze informatie te verkrijgen omtrent het handelen van een zorgverlener. Nu geen sprake is van een voldoende concreet verwijt aan het adres van de huisarts voldoet het klaagschrift niet aan de daaraan gestelde eisen. Bovendien stelt de Voorzitter vast dat de klager niet klachtgerechtigd is. Gebleken is immers dat de moeder van de klager een levensgezel had, aan wie zij de bevoegdheid had gegeven om namens haar medische (en financiële) beslissingen te nemen als zij daartoe zelf niet meer in staat zou zijn. Deze levensgezel is in eerste instantie klachtgerechtigd. Van zijn instemming bij het indienen van deze klacht is echter niet gebleken. De procedure eindigt voor de klager in een kennelijke niet-ontvankelijk verklaring van de klacht. De term “kennelijk” betekent hier dat het volgens de Voorzitter niet nodig is om nog vragen aan partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard.

De tuchtrechter heeft als taak het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg en patiënten te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van zorgverleners. De procedure bij de medische tuchtrechter is bewust laagdrempelig gehouden. De eisen die aan een klaagschrift worden gesteld zijn beperkt: het (schriftelijke) klaagschrift moet in de Nederlandse taal zijn opgesteld, moet een omschrijving bevatten van de verweten gedraging(en) en moet vermelden aan wie het verwijt wordt gemaakt. Hierbij komt dat de klagende partij een griffierecht van € 50,00 moet betalen, dat overigens wordt terugbetaald als de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard. In mijn blog Een kwalitatief (uitermate) teleurstellend klaagschrift heb ik een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege besproken waaruit volgt dat een klacht door het tuchtcollege niet snel op formele gronden niet-ontvankelijk mag worden verklaard. Uit de hier besproken zaak komt naar voren dat de klager – zij het in algemene termen – wel een concreet verwijt aan de huisarts heeft geformuleerd. Kennelijk vond dit in de ogen van de Voorzitter geen genade, mogelijk vanwege de parallelle zaken ECLI:NL:TGZRAMS:2023:288 en ECLI:NL:TGZRAMS:2024:39. De vraag is evenwel of het oordeel van de Voorzitter in deze zaak in een eventueel beroep bij het Centraal Tuchtcollege niet op een kritische beoordeling kan rekenen. Van een zorgverlener wordt in een tuchtzaak toch (juist) verwacht dat hij of zij verantwoording aflegt, zoals de klacht hier luidt? Soms spreekt de stilte met de luidste stem.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven