Home Gegevensuitvraag NZa zorgvraagtypering Ggz (voorlopig) niet in strijd met hoger recht

Lisa van Baarsel

Privacy
/

Gegevensuitvraag NZa zorgvraagtypering Ggz (voorlopig) niet in strijd met hoger recht

Bij de Rechtbank Midden-Nederland was een kort geding aanhangig gemaakt tegen de Nederlandse Zorgautoriteit (‘NZa’). Gevorderd werd de NZa te verbieden tot het opvragen en verwerken van de in artikel 4.2 lid 4 van de Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg genoemde gegevens totdat in de hoofdzaak eindvonnis is gewezen. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland heeft op 1 november jl. uitspraak gedaan en wijst de vordering af.

Gegevensuitvraag NZa op grond van de Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg

De geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg (‘ggz’) kampt met lange wachtlijsten. Om dit probleem aan te pakken is in 2022 het zorgprestatiemodel, een nieuwe bekostigingsstructuur voor de ggz, gepresenteerd. De bekostiging van de zorg wordt hierbij gebaseerd op de feitelijke inzet van zorgverleners. Doel hierbij is dat voor de bekostiging volledig wordt uitgegaan van de zorgvraag van de patiënt. Om dat te kunnen realiseren, wordt de zorgvraagtypering ontwikkeld. De zorgvraagtypering moet een verband leggen tussen de zorgvraag van de patiënt en de inzet van de daarvoor noodzakelijke zorg. Voor de zorgvraagtypering wordt gebruik gemaakt van HoNOS+ vragenlijsten en een algoritme op basis waarvan de zorgaanbieder wordt geadviseerd over het zorgvraagtype voor op de factuur. HoNOS is een onderzoeksinstrument om de psychische gezondheid en het functioneren van mensen met psychische klachten te onderzoeken. Op basis van de scores op de vragen wordt ingeschat welke zorg noodzakelijk is en hoe de patiënt op de verkregen zorg reageert.

Zorgaanbieders dienen op grond van artikel 4.2 lid 4 van de Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg (‘Regeling’) uiterlijk op 31 augustus 2023 eenmalig aan de NZa gegevens, waaronder de HoNOS+ vragenlijsten, omtrent de zorgvraagtypering over de periode 1 juli 2022 tot en met 1 juli 2023 aan te leveren (‘gegevensuitvraag’). De vragenlijsten worden door zorgverleners ingevuld op basis van hun inschatting van een patiënt. De HoNOS+ vragen hebben betrekking op medische patiëntgegevens, zoals medicijngebruik, zelfmoordgedachten, automutilatie, etc. De scores op deze vragen worden naar mate van aanwezigheid/ernst met een oplopend cijfer weergegeven.

Kort geding ggz-patiënten en ggz-aanbieders

Ggz-patiënten en ggz-aanbieders vrezen dat gegevensuitvraag door de Nza tot gevolg heeft dat de zorgverleners in de spreekkamer gedeelde informatie doorgeven aan een derde (NZa) waardoor zorgverleners de vertrouwelijkheid tussen zorgverlener en patiënt niet langer kunnen garanderen.

In de hoofdzaak (voor de inleidende dagvaarding, zie hier) vorderen ggz-patiënten en ggz-aanbieders -samengevat- dat het de NZa wordt verboden de gegevensuitvraag op te leggen althans deze gegevens te verwerken. Zij menen dat artikel 4.2 lid 4 van de Regeling onverenigbaar is met de wet (specifiek artikel 8 EVRM, artikel 10 lid 1 Grondwet, artikel 5 en artikel 6 AVG en artikel 65 Wmg).

De NZa is overeenkomstig de Regeling reeds begonnen met het verzamelen en analyseren van de gegevens voor de gegevensuitvraag. Het afwachten op een uitspraak in de hoofdzaak leidt ertoe dat zorgverleners de gegevens al aan de NZa hebben moeten aanleveren. Om die reden hebben ggz-patiënten en ggz-aanbieders in een kort geding een incidentele vordering ingediend om de NZa te verbieden de gegevens te verwerken totdat in de hoofdzaak het eindvonnis is gewezen.

Uitspraak kort geding

De voorzieningenrechter wijst de vordering af. Reden daarvoor is dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de verplichting tot het leveren van de gegevens en de verwerking daarvan evident in strijd is met het recht en daardoor gestaakt moet worden.

Van een onrechtmatige gegevensverwerking is volgens de voorzieningenrechter onvoldoende gebleken. De NZa heeft aangevoerd dat zij een grondslag heeft voor de gegevensverwerking. Ook heeft de NZa gemotiveerd toegelicht dat de gegevensuitvraag en daaruit voortvloeiende verwerking noodzakelijk is om een goede zorgvraagtypering te realiseren zodat patiënten eerder in behandeling kunnen worden genomen. Om de privacybelangen van patiënten te waarborgen zijn maatregelen getroffen ter voorkoming dat de data wordt gekoppeld. Ook het aantal mensen dat toegang heeft tot de gegevens is beperkt. De NZa heeft gemotiveerd aangegeven welke minder vergaande methodes zijn onderzocht om de noodzakelijke verbetering in het te hanteren algoritme te bereiken maar waarom deze methodes niet geschikt zijn gebleken. Hierdoor is in het kader van het kort geding onvoldoende aannemelijk geworden dat de gegevensverwerking in strijd is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en daarmee onrechtmatig zou zijn.

Volgens de voorzieningenrechter is ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat met het aanleveren van de gegevens een ongerechtvaardigde inbreuk wordt gemaakt op het medisch beroepsgeheim. Uit de Wmg volgt dat de NZa bevoegd is gegevens te vragen van zorgaanbieders en daaromtrent regels vast te stellen. In het kader van deze bevoegdheid is ook onderhavige Regeling vastgesteld. Dit betekent dat er een wettelijke verplichting is die de geheimhoudingsplicht kan doorbreken, aldus de voorzieningenrechter.

De NZa haalt in dit kort geding haar gelijk. Het is nu afwachten wat de rechter in de hoofdzaak zal oordelen. De “winst” van de NZa in het kort geding hoeft niet ook te betekenen dat de NZa gelijk krijgt in de hoofdzaak. De uitspraak van de voorzieningenrechter betreft immers slechts een voorlopig oordeel en in de bodemzaak zal mogelijk o.a. meer uitvoerig aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit kunnen worden getoetst. De bodemrechter in de hoofdzaak is in ieder geval niet aan het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven