25.05.2020
Gestolen auto uitgebrand, toch dekking omdat polisvoorwaarden niet zijn overeengekomen
Een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 mei jl. onderstreept nog maar eens het belang van het (correct) overeenkomen van polisvoorwaarden.
In deze zaak had verzekerde een Audi S5 bij Achmea verzekerd tegen onder meer diefstal en brandschade. Op de polis stond vermeld welke voorwaarden van toepassing waren. In de voorwaarden stond dat als de auto werd gestolen dit binnen 60 dagen moest worden gemeld en dat onder meer in dat geval de “autoverzekering eindigt” (artikel 5). In de voorwaarden werd verder bepaald (artikel 9) dat schade niet is verzekerd als de auto wordt gebruikt voor iets wat wettelijk niet mag. Verder stond op de polis een ‘track & trace clausule’: schade wegens diefstal van de auto is meeverzekerd indien de auto is beveiligd met een goedgekeurd voertuigvolgsysteem, met verwijzing naar polisvoorwaarden waarin de eisen voor beveiliging verder worden uitgewerkt.
Verzekerde heeft op 30 december 2016 aangifte gedaan van diefstal van de Audi. Op 11 mei 2017 is de Audi uitgebrand (total loss) teruggevonden langs de A12. De auto was gebruikt bij een poging tot liquidatie.
Achmea weigerde vergoeding van de schade (de aanschafwaarde van de Audi) als gevolg van de diefstal omdat niet was voldaan aan de track & trace clausule en met een beroep op de artikelen 5 en 9 zoals hiervoor vermeld.
Verzekerde is daarop een gerechtelijke procedure gestart. De rechtbank heeft de vordering van verzekerde tot – kort gezegd – vergoeding van de aanschafwaarde toegewezen. Zij heeft daarbij geoordeeld dat de artikelen 5 en 9 kernbedingen zijn en dat Achmea daarop geen beroep kan doen omdat deze niet zijn overeengekomen en dus toepassing missen. De polisvoorwaarden met daarin de kernbedingen zijn namelijk, aldus de rechtbank, niet aan verzekerde verstrekt.
Achmea verenigt zich in hoger beroep met het oordeel van de rechtbank dat de artikelen 5 en 9 kernbedingen zijn. Achmea komt wel op tegen het oordeel dat de artikelen 5 en 9 toepassing missen omdat ze niet zijn overeengekomen. In hoger beroep heeft Achmea een brief d.d. 10 augustus 2016 en een premiespecificatie overgelegd. Volgens Achmea zijn deze samen met de polis (voor de verzekering van de Audi) aan verzekerde verzonden. Verder betoogt Achmea dat haar polisvoorwaarden wel van toepassing zijn op de overeenkomst en dat verzekerde een activeringscode had ontvangen waarmee hij kon inloggen en de voorwaarden kon lezen of downloaden. Ook had hij de polisvoorwaarden telefonisch kunnen opvragen. Verder heeft Achmea gesteld dat zij heeft geconstateerd dat verzekerde ná de diefstal heeft ingelogd op “Mijn Verzekeringsmap”.
Verzekerde erkent de ontvangst van de polis maar betwist de ontvangst van de brief en premiespecificatie.
Het hof gaat er veronderstellenderwijs van uit dat verzekerde de brief van 10 augustus 2016 wel heeft ontvangen. In die brief staat dat verzekerde de polisvoorwaarden (met daarin de artikelen 5 en 9) online kan nalezen en downloaden of telefonisch kan vragen om toezending van deze voorwaarden. Daarmee staat echter niet voldoende vast dat de artikelen 5 en 9 bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst zijn overeengekomen.
Daarbij is van belang, aldus het hof, dat, nu het om kernbedingen gaat, het bepaalde in artikel 6:232 BW toepassing mist. Er zal dan ook naar de gewone regels die gelden voor de totstandkoming van overeenkomsten moeten komen vast te staan dat de toepasselijkheid van de artikelen 5 en 9 op de afgesloten verzekeringsovereenkomst is overeengekomen. Gelet op artikel 6:217 BW in verbinding met de artikelen 3:33, 35 en 37 lid 1 BW komt het erop aan wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid.
Niet is gesteld of gebleken dat verzekerde voor de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst dan wel bij ontvangst van de polis heeft ingelogd op “Mijn Verzekeringsmap”. Ook anderszins staat niet vast dat polisvoorwaarden met daarin bedoelde kernbedingen aan verzekerde zijn verstrekt. Dat verzekerde vóór 10 augustus 2016 – in verband met een verzekering van een Toyota Prius – kennis had genomen van deze polisvoorwaarden is evenmin komen vast te staan.
De enkele verzending van brieven aan verzekerde waarin een soortgelijke mededeling aangaande “Mijn Verzekeringsmap” is gedaan volstaat daarvoor niet omdat de ontvangst van die brieven door verzekerde gemotiveerd is betwist. In dit licht heeft Achmea naar het oordeel van het hof onvoldoende gesteld om met in achtneming van de hiervoor genoemde maatstaf te kunnen concluderen dat tussen partijen de toepasselijkheid van de artikel 5 en 9 op de verzekeringsovereenkomst is overeengekomen.
De conclusie is dat Achmea zich niet op de artikelen 5 en 9 kan beroepen en dat zij gehouden is uit te keren onder de brandverzekering.
Het volledige arrest is te raadplegen via deze link