Home Hoe werkt recht op affectieschade in de praktijk?

Oswald Nunes

Strafrecht
/

Hoe werkt recht op affectieschade in de praktijk?

Een 22-jarige man wordt door de strafrechter tot 14 jaar gevangenisstraf veroordeeld vanwege het doodsteken van een man in Amsterdam-West.
De ouders en de zus van het slachtoffer voegen zich als benadeelde partij in de strafzaak (art. 51f e.v. Sv.). Zij vorderen naast materiële schade ook affectieschade en shockschade. De rechtbank overweegt dat het vorderen van affectieschade vanaf 1 januari 2019 mogelijk is voor een afgebakende groep naasten van een door een misdrijf overleden slachtoffer.

De ouders van het slachtoffer hebben als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade geleden in de vorm van affectieschade. De rechtbank waardeert deze schade (aan de hand van het Besluit vergoeding affectieschade) op € 20.000,00 per persoon.

Ten aanzien van de vordering van de zus wordt overwogen, dat het uitgangspunt van de wet is dat broers en zussen geen aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. Alleen in heel bijzondere gevallen, waarin sprake is van een hechte affectieve relatie, is ruimte voor vergoeding van affectieschade aan een broer of zus. Wat niet ter discussie staat is, dat de zus en het slachtoffer een hechte band hadden en dat het gemis van de broer immens groot is. Toch is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een situatie waarin bijvoorbeeld een broer en zus langdurig met elkaar samenleven en voor elkaar zorgen. Er is hier geen reden om een uitzondering te maken op het in de wet bepaalde uitgangspunt. De zus wordt in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.

Noch de ouders noch de zus krijgen shockschade toegewezen omdat daarvoor alleen ruimte is als aan strenge voorwaarden is voldaan. De benadeelde partij moet door het waarnemen van het ten laste gelegde of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan een hevige emotionele shock hebben ervaren. Weliswaar hebben de ouders en de zus het lichaam van het slachtoffer kort na de moord in het mortuarium gezien, maar dit kan niet worden gekwalificeerd als een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf en/of de omstandigheden waaronder dit heeft plaats gevonden.

De uitkomst is dat de ouders zowel materiële schade als affectieschade vergoed krijgen en dat de zus met lege  handen blijft staan.

Deze uitspraak laat zien, dat toepassing van de wet Affectieschade (neergelegd in artikel 6:107 lid 1 onder b en lid 2 BW voor letselschade en in artikel 6:108 lid 3 en 4 voor overlijdensschade) in de praktijk toepassing gaat vinden. Deze wet biedt zowel bij overlijden als bij (zeer) ernstig en blijvend letsel aan derden (naasten) een aanspraak op smartengeld.

De bedragen die in dit soort situaties kunnen worden toegekend zijn genormeerd in een Algemene Maatregel van Bestuur. Het gaat niet om de vergoeding van concreet geleden schade, maar om een meer symbolische tegemoetkoming waarmee wordt voorkomen dat naasten in dit soort kwetsbare situaties een manichese strijd moeten voeren. De wet Affectieschade voorziet also in een lang bestaande maatschappelijke behoefte om het leed van naasten en nabestaanden te erkennen. Zo geeft iedere vooruitgang nieuwe hoop.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven