14.06.2021
Hoge Raad over causaliteitsmaatstaf verzekeringsovereenkomst
De Hoge Raad heeft in het arrest van 4 juni jl. (ECLI:NL:HR:2021:815) geoordeeld dat als in de verzekeringsovereenkomst niet is bepaald van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan, de rechter niet is gehouden de aanwezigheid van dat causale verband in beginsel aan de hand van de leer van de dominant cause te onderzoeken.
Geschil
In deze zaak had verzekerde in juni 2011 voor een tweedehands auto een casco-compleet verzekering bij ASR afgesloten. In de nacht van 21 op 22 oktober 2011 is de auto bij Parijs gestolen. De auto is omstreeks 10 april 2012 in België uitgebrand teruggevonden. Het is onbekend wat precies is voorgevallen.
Verzekerde maakte aanspraak op een verzekeringsuitkering vanwege de diefstal en brand. ASR weigerde dekking vanwege het ontbreken van het vereiste alarmsysteem.
In de daaropvolgende procedure heeft – voor zover in cassatie van belang – het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat ASR volgens de alarmklasseclausule het recht heeft om de diefstalschade niet te vergoeden (rov. 5.3-5.4). Echter, het hof oordeelde ook dat de door verzekerde geleden schade voor 30% (70% was toe te rekenen aan de diefstal) wel is gedekt onder de verzekering, meer specifiek onder art. 4 lid 1, aanhef en onder a (brandschade), van de door ASR gehanteerde polisvoorwaarden. ASR werd veroordeeld om over te gaan tot afwikkeling van de door verzekerde als gevolg van de brand geleden schade. Het hof had hiertoe overwogen dat de verzekeringsovereenkomst nog van kracht was toen de auto uitgebrand werd teruggevonden. Het hof ging niet mee in het standpunt van ASR dat het bij de brandschade nog steeds ging om schade aan het motorrijtuig die is ontstaan door een, hier niet gedekte, diefstal.
Het standpunt van ASR en het oordeel van de Hoge Raad
ASR heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld en gesteld dat het hof heeft miskend dat indien partijen bij de verzekeringsovereenkomst niet voor een bepaald causaliteitscriterium hebben gekozen, de toepasselijkheid van Nederlands recht in een geval als het onderhavige in beginsel meebrengt dat de meest dominante oorzaak – volgens ASR de diefstal – als de rechtens relevante oorzaak van het ontstaan van de schade heeft te gelden (de zogenoemde dominant cause-leer).
De Hoge Raad heeft evenwel het beroep afgewezen. In r.o. 3.1.2 heeft de Hoge Raad als volgt geoordeeld:
“Bij de beantwoording van de vraag van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan om te bepalen of het in een verzekeringsovereenkomst verlangde causale verband aanwezig is, komt het in de eerste plaats aan op wat partijen daaromtrent zijn overeengekomen. Indien de overeenkomst niet inhoudt van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan, is – anders dan onderdeel IIIA tot uitgangspunt neemt – de rechter niet gehouden de aanwezigheid van dat causale verband in beginsel aan de hand van de zogenoemde leer van de dominant cause te onderzoeken.”
Gezien het oordeel van de Hoge Raad is het voor verzekeraars aan te raden om in de verzekeringsovereenkomst te bepalen aan de hand van welke maatstaf het causale verband moet worden vastgesteld.
Het volledige arrest is te raadplegen via deze link