Jurisprudentieoverzicht gezondheidsrecht, augustus 2023
Zorgverzekeringswet
ECLI:NL:GHARL:2023:6858
Omvang basispakket Zorgverzekeringswet. MediReva (groothandel) verkoopt lijmrestverwijderaars waarmee stomapatiënten met een gevoelige huid de stomaplak kunnen losmaken van de huid. Vanaf 2013 beschouwt VGZ de lijmrestverwijderaar als een schoonmaakmiddel dat buiten het basispakket valt. Het Zorginstituut Nederland (‘ZiN’) is als deskundige ingeschakeld en oordeelt dat de lijmrestverwijderaar buiten het verzekerde pakket valt. Het hof neemt dat oordeel niet over en beslist op basis van uitleg van de Regeling zorgverzekering dat de lijmrestverwijderaar bij de toepassing van het losmaken van de stomaplak van de gevoelige huid in het kader van het functioneringsgericht voorschrijven als huidbeschermend hulpmiddel tot de te verzekeren prestatie behoort. Voor het hof is ook belangrijk dat een medische handeling, zoals het inzetten van een lijmrestverwijderaar bij verwijdering van de stomaplak van een gevoelige huid, niet uit het basispakket mag worden gehaald, als er niet een andere therapie is die voldoende effectief is. Noch VGZ noch het ZiN kon toelichten waarom het door VGZ voorgestelde alternatief (losmaken van de stomaplak met een lauwwarm washandje) voldoende effectief is.
ECLI:NL:RBDHA:2023:9021
Verzekeringsrecht. Geschil over dekking onder zorgverzekering voor niet-gecontracteerde (gespecialiseerde) geestelijke gezondheidszorg. Controle door zorgverzekeraar voorafgaand aan betaling zorgdeclaratie. Taakvervulling regiebehandelaar. Maximum aandeel vaktherapie als onderdeel van GGZ-behandeling. Gedeeltelijke vergoeding van gedeclareerde prestaties.
ECLI:NL:GHARL:2023:5823
Zorgverzekering. Thuiszorg geleverd door on(der)gekwalificeerd personeel niet gedekt onder de polisvoorwaarden. Onverschuldigde betaling door zorgverzekeraar. Geen ongerechtvaardigde verrijking. Geen rechtsverwerking. Terugbetaling ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Wet langdurige zorg (Wlz)
ECLI:NL:RBDHA:2023:11878
Kort geding. Inkoopprocedure Wlz-ggz zorg. CZ Zorgkantoor heeft in haar zorginkoopbeleid een stelselwijziging aangekondigd. Ggz-behandeling en algemeen medische zorg moet vanaf 1 januari 2024 vanuit het integrale Wlz-tarief worden bekostigd. CZ is het enige zorgkantoor dat het integrale bekostigingsmodel met ingang 1 januari 2024 op deze manier dwingend voorschrijft. CZ handelt naar de mening van de ggz-zorgaanbieders onrechtmatig met dit noch door de Minister van VWS noch door de NZa per 1 januari 2024 dwingend voorgeschreven inkoopbeleid. Vordering tot uitstel van de stelselwijziging tot 1 januari 2025 toegewezen. Ook de vordering om de door CZ aangekondigde korting op de NHC/NIC-component van het tarief ongedaan te maken wordt over het jaar 2024 toegewezen.
ECLI:NL:RBGEL:2023:4605
Beroep tegen het besluit van het zorgkantoor tot vaststelling van het persoonsgebonden budget (PGB) van eiser op grond van de Wlz over 2018 gegrond. Vanaf 1 februari 2018 heeft een nieuwe zorgverlener zorg aan eiser verleend. De SVB heeft nog tot en met juni 2018 onverschuldigd doorbetaald aan de oude zorgverlener. Terwijl eiser meerdere malen heeft aangegeven dat de oude zorgverlener sinds februari 2018 geen zorg meer aan hem verleent. De SVB en het zorgkantoor zijn tekort geschoten in de controle voorafgaand aan de betalingen van de zorg aan deze oude zorgverlener. Op grond van artikel 5.23c, eerste lid, van de Regeling langdurige zorg (Rlz) dienen zij samen te werken in deze controle vooraf. De gevolgen van het ontbreken van een deugdelijke controle kunnen niet door het zorgkantoor op eiser worden afgewenteld. Door dat wel te doen handelt het zorgkantoor in strijd met artikel 5.17, eerste lid onder a, van de Rlz, aangezien het hier geen betalingen betreft voor geleverde zorg. Vernietiging van het bestreden besluit wegens strijd met de wet is. De rechtbank voorziet zelf en bepaalt dat het bedrag aan niet uitbetaalde en door de nieuwe zorgverlener aan eiser over de periode van 1 februari 2018 tot en met 31 december 2018 geleverde zorg alsnog moet worden toegevoegd aan het PGB, zodat het uiteindelijk aan deze nieuwe zorgverlener kan worden betaald.
Jeugdwet
ECLI:NL:RBDHA:2023:11007
Vordering van curator tot betaling van facturen van gefailleerde jeugdhulpverlener boven het opgelegde budgetplafond wordt afgewezen. Goedkeuren van behandelplannen geldt niet als het toezeggen van een bepaald budgetvolume.
ECLI:NL:RBOVE:2023:3437
Jeugdhulpdossier. Vordering tot vernietiging en rectificatie rapport jeugdhulpaanbieder niet toewijsbaar. Evenmin sprake van onrechtmatig handelen van jeugdhulpaanbieder en Veilig thuis.
ECLI:NL:RBNHO:2023:3730 en ECLI:NL:RBNHO:2023:3731
Inzageverzoek op grond van de Wob en de AVG. Rechtbank oordeelt dat het inzageverzoek moet worden aangemerkt als een verzoek in de zin van artikel 7.3.10 Jeugdwet en niet als Wob/Woo-verzoek. Ingevolge artikel 7.3.17 Jeugdwet kan Jeugdbescherming Regio Amsterdam niet als een bestuursorgaan worden aangemerkt. De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
WMO 2015
ECLI:NL:GHSHE:2023:2472
Veilig Thuis hanteert bij haar taak om naar aanleiding van een melding van (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling te onderzoeken of daar sprake van is de richtlijnen zoals vervat in het “Handelingsprotocol Veilig Thuis 2019”. Ter uitoefening van deze wettelijke taak kan Veilig Thuis gerechtvaardigd een inbreuk maken op het privé- en gezinsleven van appellanten wanneer deze inbreuk gelegitimeerd is op grond van artikel 8 lid 2 EVRM. Veilig Thuis heeft daarbij een zekere mate van discretionaire bevoegdheid om zelf te bepalen hoe zij haar onderzoek vormgeeft. Het handelingsprotocol geeft daar een nadere invulling aan. Geen ongeoorloofde inbreuk door Veilig Thuis op enig grondrecht dan wel van handelen in strijd met haar bevoegdheid of misbruik van bevoegdheid.
Toezicht
ECLI:NL:RBLIM:2023:4573
LHV-richtlijnen voor bereikbaarheid en beschikbaarheid van huisartsenzorg. Voorzieningenrechter schorst aanwijzingsbesluit Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. In besluit is onvoldoende rekening gehouden met de complexe problematiek waarmee de huisartsenorganisatie Co-Med B.V. wordt geconfronteerd bij de door deze overgenomen huisartsenposten. Deze problematiek ziet op zowel veranderende regelgeving, gebrek aan medewerking derden en het personeelsgebrek in de eerstelijns gezondheidszorg.
Lees in deze blog verder over deze uitspraak.
Zorg- en huurovereenkomst
ECLI:NL:RBNHO:2023:8303
Huurovereenkomst voor de duur van de woonbegeleidingsovereenkomst met een maximum van twee jaar. De huurovereenkomst en woonbegeleidingsovereenkomst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Einde huurovereenkomst tijdig aangezegd. Geen belangenafweging aangezien de huurovereenkomst van rechtswege is geëindigd.
Overig
Overig
ECLI:NL:RBROT:2023:7494
Haartransplantatie. Bindend advies van Geschillencommissie Zorg Algemeen. Vordering van consument tot vernietiging van het bindend advies afgewezen. Eiseres niet-ontvankelijk in overige vorderingen.