02.03.2021
Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht, februari 2021
Opzegging zorgovereenkomst
ECLI:NL:GHARL:2021:1519
Kort geding. Opzegging zorgovereenkomst. Proceskostenveroordeling. Zorginstelling zegt zorgovereenkomst op wegens verstoorde vertrouwensrelatie met de mentoren van de cliënt. De voorzieningenrechter wijst een verzoek van de mentoren (voortzetting zorg) af. Uiteindelijk, na nog twee kort gedingen, verhuist de cliënt naar een andere zorginstelling. In hoger beroep ontbreekt het spoedeisend belang bij een voorziening die neerkomt op terugverhuizing. Belang is er wel bij beoordeling van de door de voorzieningenrechter uitgesproken proceskostenveroordeling. De beslissing van de voorzieningenrechter was juist.
ECLI:NL:RBGEL:2020:7096
Gemengde overeenkomst; samenhang zorgovereenkomst en gebruikersovereenkomst: huur? Nadruk op zorgelement. Rechtbank bevoegd. Uitleg van overeenkomst. Beëindiging overeenkomst vanwege niet afnemen zorg.
Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg)
ECLI:NL:CBB:2021:142
artikel 49b en 49c Wet marktordening gezondheidszorg
artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht
Cliënten van een zorginstelling voor mensen met een beperking zijn betrokkenen in de zin van artikel 49b en 49c van de Wet marktordening gezondheidszorg en daarmee
(derde-)belanghebbenden bij het besluit tot verlening van goedkeuring aan het tot stand brengen van de voorgenomen concentratie van twee zorginstellingen. Dat maakt appellante als hun statutair belangenbehartiger tot derde-belanghebbende. Anders dan verweerster heeft betoogd, staat de samenwerkingsovereenkomst van de familievereniging met de cliëntenraad niet in de weg aan haar belanghebbendheid.
Avondklok
ECLI:NL:RBDHA:2021:1100
Toewijzing vorderingen van Stichting Viruswaarheid.nl om de regelingen waarmee de avondklok in Nederland in werking is gesteld buiten werking te stellen.
ECLI:NL:GHDHA:2021:252
Mondelinge uitspraak in incident betreffende schorsing tenuitvoerlegging vonnis inzake vorderingen van Stichting Viruswaarheid.nl om de regelingen waarmee de avondklok in Nederland in werking is gesteld buiten werking te stellen.
ECLI:NL:GHDHA:2021:285
Avondklok-zaak. De avondklok mag worden gebaseerd op de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg). Eisen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht genomen. Vonnis voorzieningenrechter vernietigd.
Kostprijsonderzoek
ECLI:NL:CBB:2021:143
Artikel 8:29 van de Awb
8:29-beslissing; gegevens kostprijsonderzoek NZa.
Wet langdurige zorg (Wlz)
ECLI:NL:RBZWB:2021:456
Afwijzen verzoek inzake aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz)
ECLI:NL:CRVB:2021:325
Verlening voor het jaar 2018 op grond van de Wlz een modulair pakket thuis. Appellante probeert met het beroep te bereiken dat aan haar een pgb wordt verstrekt, zo nodig aangevuld met meerzorg of een persoonlijke assistentie budget. De rechtbank is in de uitspraak van 12 juni 2018 (17/1173 en 18/78) hierop ingegaan. De rechtbank sluit zich in dit geval aan bij de beoordeling hiervan in die uitspraak. Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat appellante ook in 2018 geen aanvraag voor een pgb heeft ingediend. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar.
ECLI:NL:CRVB:2021:324
Artikel 5.18 van de Rlz bevat diverse verplichtingen die bij de verlening van het pgb aan de budgethouder worden opgelegd. Ingevolge onderdeel d van dit artikel dient de budgethouder er zorg voor te dragen dat een zorgverlener, op wie het Arbeidstijdenbesluit niet van toepassing is, niet meer dan veertig uur in één week voor hem werkzaamheden verricht. De Raad stelt vast dat uit de in hoger beroep overgelegde verleningsbeschikking van 18 december 2014 niet blijkt dat aan betrokkene enige verplichting, genoemd in artikel 5.18 van de Rlz is opgelegd. Dit geldt ook voor de verplichting genoemd in onderdeel d van dit artikel. Nu het bestreden besluit uitsluitend zijn grondslag vindt in artikel 5.18, aanhef en onder d, van de Rlz en is gebleken dat de daar genoemde verplichting niet aan betrokkene is opgelegd, kan – mede gelet op het bepaalde in artikel 5.19 van de Rlz – het bestreden besluit geen stand houden. De rechtbank heeft dit niet onderkend zodat de aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal het beroep gegrond worden verklaard en het bestreden besluit worden vernietigd. De Raad stelt vast dat het zorgkantoor, hoewel daartoe opgeroepen overeenkomstig artikel 8:27 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet op de zitting van 25 november 2020 is verschenen. Hij verbindt daaraan, gelet op artikel 8:31 van de Awb, de gevolgtrekking dat het zorgkantoor niet op zorginhoudelijke gronden aanleiding ziet om de goedkeuring aan de zorgovereenkomst te onthouden. De Raad ziet hierin aanleiding om zelf in de zaak te voorzien als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb door het besluit van 8 december 2015 te herroepen waardoor het ervoor moet worden gehouden dat er sprake is van een goedgekeurde zorgovereenkomst. Gelet op wat is overwogen behoeven de overige in hoger beroep aangevoerde gronden geen bespreking meer. Aanleiding bestaat het zorgkantoor te veroordelen in de proceskosten van appellanten in hoger beroep.
AVG – privacy
ECLI:NL:RBZWB:2021:446
“Gebruik gratis software door een concurrent. Oneerlijke concurrentie. Strekken de normen van de Wet oneerlijke handelspraktijken en/of de AVG mede tot bescherming van de belangen van concurrenten?”
Zorgverzekeringswet
ECLI:NL:GHDHA:2021:190
Geschil tussen een exploitant van dermatologische klinieken en vijf zorgverzekeraars over beweerde onregelmatigheden bij de indiening van declaraties voor zorgverrichtingen en de vraag in hoeverre betaling van declaraties geweigerd mag worden.
ECLI:NL:RBOBR:2019:7593
Geschil over de vraag of gedeclareerde zorg op grond van de Zvw voor vergoeding in aanmerking komt; is sprake van verzekerde zorg?; onverschuldigde betaling in conventie; in reconventie is onvoldoende onderbouwd dat de zorgdeclaraties voor vergoeding in aanmerking komen.
Samenwerkingsovereenkomst
ECLI:NL:RBNHO:2020:11620
Tekortkoming in nakoming samenwerkingsovereenkomst tussen zorgkantoor en psychologische praktijk. Zorg door basispsychologen gedeclareerd op naam van GGZ-psychologen. Schade niet aangetoond. Terugbetalingsverplichting ogv de overeenkomst? Tussenvonnis.
Jeugdwet
ECLI:NL:RBAMS:2020:7132
Jeugdwet. Een perspectiefplan, tezamen met het daarin aan het einde opgenomen besluit, betreft een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen bezwaar en beroep open staat. Indiceren in resultaat mag. In de jeugdzorg gaat het om opgroeiende kinderen, waarbij de hulpbehoeftes snel kunnen wijzigen – zowel in positieve als in negatieve zin. De vorm waarin de jeugdhulp wordt toegekend – ZIN of pgb – maakt onderdeel uit van de besluitvorming en betrokkenen moeten dan ook kunnen opkomen tegen beslissingen die zien op de financieringsvorm van de verstrekking. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het al dan niet toekennen van de indicatie in de vorm van een pgb of ZIN het sluitstuk moet zijn van de besluitvorming en dus moet worden opgenomen in het besluit onder het perspectiefplan. Het is dus niet de bedoeling, zoals nu het geval is blijkens de clausule onderaan het perspectiefplan, dat het perspectiefplan samen met een pgb-plan alsnog moet worden opgestuurd om een aparte pgb aanvraag in te dienen. Op deze onderdelen voldoet de (primaire) besluitvorming dus niet aan de daaraan te stellen eisen. Voorts zijn de nadere overeenkomsten onderaanneming jeugdhulp (NOK’s) geen besluit in de zin van de Awb. Het is daarom niet mogelijk om daartegen in bewaar en vervolgens in beroep te gaan bij de bestuursrechter.
Maatschapsovereenkomst
ECLI:NL:RBNNE:2021:332
Kort geding
Samenwerking tussen twee huisartsen. Vordering van de ene huisarts tegen de andere om laatstgenoemde de toegang tot het praktijkpand te ontzeggen. Niet aannemelijk geworden dat de gedaagde huisarts niet volgens de geldende medische standaarden werkt. Vordering afgewezen.
vorige overzicht | naar volgende overzicht |