Home Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht oktober 2021

KBS

Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht oktober 2021

Zorgverzekeringswet (Zvw)

ECLI:NL:GHSHE:2021:3159
Kort geding. Gezondheidsrecht. Zorgverzekering. Inkoopbeleid zorgverzekeraar. Berekenen omzetplafond. Zorgverzekeraar mag het eigen beleid voor hanteren en berekenen omzetplafond hanteren. Vrijheid en plicht om van beleid af te wijken. Afwijken van beleid vereist voor zover omzetplafond wordt gebaseerd op in het verleden betaalde vergoedingen die feitelijk een hinderpaal voor de gemiddelde verzekerde opleveren. Aansluiting bij hof Arnhem-Leeuwarden 6 oktober 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8028. Betaalovereenkomst. Contractsvrijheid zorgverzekeraar. Voorlopige voorziening om te voorkomen dat niet-rechtstreeks betalen vergoedingen aan zorgaanbieder feitelijk een hinderpaal vormt voor cliënten van zorgaanbieder om zorg van zorgaanbieder af te nemen.

ECLI:NL:GHARL:2021:9573
Uitleg van artikel 2.2 lid 2 onder b van het Besluit zorgverzekering. Het hof gaat nader in op de vraag hoe moet worden vastgesteld of een gedeclareerd tarief van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder voor verleende zorg in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend is.

De zorgverzekeraars hebben niet aangetoond dat de gedeclareerde tarieven van de niet-gecontracteerde zorgaanbieder in redelijkheid niet passend zijn. De gedeclareerde kosten moeten daarom alsnog volledig worden vergoed.

Wet langdurige zorg (Wlz)

ECLI:NL:RBDHA:2021:11368
Vonnis in kort geding in twee zaken van diverse ggz-aanbieders tegen meerdere zorgkantoren over de (gehanteerde tarieven in de) inkoopprocedures voor wlz-zorg.

Wmo 2015

ECLI:NL:HR:2021:1452
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Is art. 5.4 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 van toepassing op de inkoop van zorg door een gemeente via een toelatingsprocedure als de onderhavige open house-procedure?

ECLI:NL:RBNNE:2021:4288
Kort geding. Aanbesteding. Inkoop voor ambulant en intramuraal beschermd wonen door middel van open house-procedure op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Hanteert de gemeente reële prijzen als bedoeld in Uitvoeringsbesluit Wmo 2015? Niet is komen vast te staan dat de gemeente de wijze waarop zij de tarieven heeft vastgesteld onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt of dat de gemeente bij de vaststelling van de tarieven onjuiste uitgangspunten heeft gehanteerd. Het gevorderde verbod om de inkoopprocedures voort te zetten wordt afgewezen.

Geneesmiddelenwet

ECLI:NL:HR:2021:1535
Gezondheidsrecht; onrechtmatige overheidsdaad. Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Clustering van onderling vervangbare geneesmiddelen ter vaststelling van vergoedingslimiet (art. 2.8 lid 5 Besluit zorgverzekering). Beoordeling of geneesmiddelen bij een gelijksoortig indicatiegebied kunnen worden toegepast (art. 2:40 lid 1, onder a, Regeling zorgverzekering). Is de minister daarbij gebonden aan de indicatie waarvoor een geneesmiddel is geregistreerd?

ECLI:NL:RBMNE:2021:5164
Gmw; boete; reclame homeopathische middelen als geneesmiddel op website maatschap; boete te hoog; Beleidsregels VWS 2019; boetedifferentiatieschema; ernst van de overtreding; bereik website klein; verdere matiging boete met 25%; beroep gegrond; zelf voorzien

Samenvatting:

  1. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de maatschap met de uitingen over de homeopathische middelen tegen kinkhoest op haar website verboden reclame heeft gemaakt.
  2. De rechtbank vindt echter dat een boete van € 15.000 in dit geval te hoog is. De minister heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het bereik van de website ‘groot’ is. Dat internet een groot (inter)nationaal bereik heeft, betekent nog niet dat daarmee de website van de maatschap een groot bereik heeft (gehad). Bij de beoordeling van ‘bereik’ gaat het er naar het oordeel van de rechtbank om hoe groot het bereik feitelijk is geweest. Het vinden van een website met behulp van een zoekmachine kan daarbij een rol spelen, maar is op zichzelf niet voldoende omdat dit naar het oordeel van de rechtbank vooral informatie geeft over de theoretische vindbaarheid van een website. Het feitelijke bereik kan bijvoorbeeld worden onderbouwd met het onderzoeken van (de omvang van) het internetverkeer naar de bewuste pagina, het aantal verwijzingen vanaf een zoekmachine of sociale media naar de pagina, het aantal unieke bezoekers en de tijdsduur van elk bezoek. De minister heeft de stelling van de maatschap dat er feitelijk 706 keer is doorgeklikt naar de informatie, wat neerkomt op 3% van de bezoekers van de website, niet betwist. Dit kan er op duiden dat het bereik van de website klein is.
  3. De rechtbank oordeelt verder dat er bijzondere omstandigheden zijn die een verdere matiging van de boete rechtvaardigen. Het tijdsverloop tussen de eerste vaststelling van de overtreding en het moment waarop de maatschap van de overtreding op de hoogte was bedraagt acht maanden. Dit tijdsverloop verhoudt zich niet goed tot de noodzaak voor een hoge boete wegens gevaar voor de volksgezondheid of de patiëntveiligheid. Bij een schending van een dermate ernstige norm heeft de minister er belang bij dat de overtreding zo spoedig mogelijk wordt beëindigd. Bovendien zijn de gevolgen van de hoge boete onrechtmatig, nu de maatschap herhaaldelijk en onbetwist heeft gesteld dat de financiële draagkracht van de afzonderlijke maten om de boete te kunnen betalen, zeer beperkt is. De rechtbank vindt dat onder deze omstandigheden in dit geval een verdere matiging van de boete met 25% passend en evenredig is en stelt daarmee de boete vast op € 9.000,-.

Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg)

ECLI:NL:CBB:2021:950
Vaststelling door NZa van een vaste grens (budget) voor de acute geestelijke gezondheidszorg voor de regio Amsterdam en omgeving voor het jaar 2020. Het College overweegt dat hoewel het budget wettelijk de vorm heeft van een tarief, inhoudelijk eerder sprake is van een beschikbaarheidbijdrage, omdat het budget is bedoeld om de beschikbaarheid van bedden en personeel voor de opvang van acute psychiatrische patiënten te waarborgen. Het College overweegt voorts dat NZa verantwoordelijk is voor de beoordeling of het aangevraagde tarief voldoet aan het vereiste van kostendekkendheid. Appellante heeft zich -mede door een brief van NZa die een reactie was op haar eerdere eenzijdige aanvraag- genoodzaakt gezien om een tweezijdige aanvraag mee te ondertekenen, omdat zij (terecht of ten onrechte) vreesde te weinig geld te hebben om alle aanbieders van acute zorg in de regio te kunnen betalen. Het College is van oordeel dat NZa het budget niet conform die tweezijdige aanvraag heeft mogen vaststellen, nu NZa een inhoudelijke beoordeling van de kostendekkendheid van het aangevraagde budget achterwege heeft gelaten. Daarbij was het aangevraagde budget feitelijk eenzijdig opgesteld door de zorgverzekeraar, op basis van het door Zorgverzekeraars Nederland gehanteerde rekenmodel. Door uit te gaan van een landelijk budget en dat volgens een bepaalde verdeelsleutel over de 28 regio’s te verdelen ontstond per regio een van te voren vaststaand budgetplafond. Die manier van bepalen van het budget verdraagt zich echter niet met de wijze waarop op grond van de Beleidsregel acute psychiatrische hulpverlening het budget moet worden berekend. Beroep gegrond.

ECLI:NL:CBB:2021:928
Beschikbaarheidbijdrage voor beheer en onderhoud van en de personele inzet voor een landingsplaats (heliplatform) ten behoeve van het acuut ambulancevervoer per ambulancehelikopter vanaf de Friese Waddeneilanden. Aanvraag van deze beschikbaarheidbijdrage is door NZa afgewezen omdat het beschikbaar hebben van een heliplatform -zodat de ambulancehelikopter van de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) Fryslân bij het ziekenhuis van appellante kan landen- niet behoort tot de zorg waarvoor volgens het Besluit beschikbaarheidbijdrage Wmg (Besluit) een beschikbaarheidbijdrage kan worden toegekend. Tot die zorg behoort slechts de spoedeisende ambulancezorg per ambulancehelikopter zoals die door RAV Fryslân wordt uitgevoerd. Het College is van oordeel dat appellante inderdaad geen ambulancezorg uitvoert als bedoeld in het Besluit. Het College ziet ook geen ruimte om de door appellante bedoelde kosten tot de locatiekosten van de ambulancehelikopter te rekenen. Beroep ongegrond.

ECLI:NL:CBB:2021:958
8:29 Awb-beslissing; bedrijfsvertrouwelijke, dan wel concurrentiegevoelige informatie.

Toezicht

ECLI:NL:RBROT:2021:9350
Het wettelijk kader en toetsingskader van het openbaarmaken van een rapport van een inspectiebezoek.

Samenwerking

ECLI:NL:GHSHE:2021:3023
Is er voldoende grond voor een beëindiging met onmiddellijke ingang van het lidmaatschap van een radioloog met het MSB.

ECLI:NL:RBAMS:2020:7526
Beëindiging maatschapsovereenkomst.

Zorg- en huurovereenkomst

ECLI:NL:RBAMS:2021:5412
Huurrecht. Kort geding. Zorgovereenkomst en huurovereenkomst. Zorgovereenkomst weegt zwaarder, beroep op huurbescherming afgewezen en vordering tot ontruiming toegewezen.

Corona

ECLI:NL:RBNNE:2021:4339
De rechtbank Noord-Nederland heeft beslist dat de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), die een Continuïteitsbijdrage van zorgverzekeraars beschouwt als een voorliggende voorziening, op dit punt in strijd is met die wet.

De Tozo gaat uit van de begrippen van de Participatiewet. Eiseres, een zorgaanbieder, heeft bij de gemeente een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Tozo aangevraagd, omdat haar inkomen tot onder het sociaal minimum is gedaald. De gemeente heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiseres een Continuïteitsbijdrage heeft gekregen. Daardoor is volgens de gemeente haar inkomen boven het sociaal minimum gebleven. De Continuïteitsbijdrage is volgens de gemeente een voorliggende voorziening als bedoeld in de Participatiewet, te weten een “voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn”.

De rechtbank heeft in deze zaak beslist dat de Continuïteitsbijdrage géén voorliggende voorziening is: eiseres heeft een uitkering voor levensonderhoud aangevraagd, terwijl de Continuïteitsbijdrage bedoeld is om voor zorgaanbieders het overgrote deel van de omzetdaling door de coronacrisis te compenseren (en dus niet bedoeld is voor levensonderhoud). Omdat in de Toelichting op de Tozo staat dat de Continuïteitsbijdrage wél een voorliggende voorziening is, heeft de rechtbank beslist dat de Tozo op dit punt in strijd is met de Participatiewet. De gemeente heeft de aanvraag dan ook ten onrechte afgewezen en moet een nieuwe beslissing nemen.

ECLI:NL:RBDHA:2021:10947
Kort geding. Aanbesteding Diagnostiek SARS-CoV-2. Levert de opzet van de aanbesteding een ongerechtvaardigde belemmering van het vrij verkeer van diensten op? Rechtsverwerkings-/Grossmannverweer wordt gepasseerd. Toetsing aan Dienstenrichtlijn. Vordering om aanbestedingsprocedure te staken wordt afgewezen.

Overig

ECLI:NL:GHARL:2021:9301
Specialist komt geen vergoeding toe uit compensatiefonds voor overcapaciteit na fusie van ziekenhuizen.

ECLI:NL:RBDHA:2021:10737
Anticonceptiemiddelen hoeven niet gratis ter beschikking te worden gesteld

De rechtbank heeft vandaag uitspraak gedaan in een zaak van Stichting Bureau Clara Wichmann en anderen tegen de Staat over het kosteloos ter beschikking stellen van anticonceptiemiddelen aan vrouwen. Zij stellen dat de Staat, door anticonceptiemiddelen niet gratis beschikbaar te stellen aan vrouwen, in strijd handelt met mensenrechtelijke verdragen en het verbod op discriminatie. De rechtbank oordeelt dat de Staat niet verplicht is om anticonceptiemiddelen te vergoeden.

Toegankelijk

Op grond van verschillende verdragen is de Staat verplicht om anticonceptiemiddelen toegankelijk te laten zijn. Volgens de rechtbank is die toegankelijkheid gewaarborgd, omdat er een ruime selectie aan anticonceptiemiddelen verkrijgbaar is en de kosten niet dusdanig hoog zijn, dat die een belemmering vormen om erover te kunnen beschikken. Daarnaast hebben vrouwen geen toestemming nodig van een ander om over anticonceptiemiddelen te kunnen beschikken. Vrouwen kunnen dus net als mannen hun seksuele en reproductieve rechten uitoefenen, zodat er ook geen sprake is van discriminatie.

Gelijkwaardigheid

De rechtbank ziet wel in dat niet in iedere relatie sprake is van volstrekte gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen en dat het kosteloos ter beschikking stellen van anticonceptiemiddelen kan bijdragen aan het verminderen van discriminatie. Dat betekent alleen niet dat die ongelijkwaardigheid wordt veroorzaakt doordat de Staat anticonceptiemiddelen niet gratis ter beschikking stelt.

Andere keuze

Dat het vergoeden van anticonceptiemiddelen juridisch niet kan worden afgedwongen, sluit niet uit dat een andere keuze, die inhoudt dat de Staat de kosten voor anticonceptiemiddelen wel vergoedt, denkbaar is. Het is alleen aan de wetgever en niet aan de rechtbank om die andere keuze te maken. Voor die andere keuze lijkt ook een draagvlak te bestaan en die keuze zou ook tegemoetkomen aan het bezwaar van eisers dat mannen nu vaak niet bijdragen aan anticonceptie, maar er wel van profiteren.

ECLI:NL:GHARL:2021:9625
Ondernemingsrecht. Berekening goodwill in fysiotherapiepraktijk als vennootschap onder firma. Vastgelegd is dat de goodwillsom wordt bepaald ‘op basis van de basisafspraken declaratiestelsel’. Discussie over de berekeningssystematiek, waaronder het wel/niet normaliseren van de winst, de hoogte van de in acht te nemen arbeidsbeloning en de toe te passen vermenigvuldigingsfactor. Het standpunt van de uittredende maat over wat bij goodwillwaarderingen gebruikelijk is (onder verwijzing naar een informatiebrochure van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie en een goodwillrapport van zijn rechtsbijstandsverzekeraar) legt het af tegen de uitleg van de gemaakte partijafspraken door zowel rechtbank als hof, aan de hand van de ‘Haviltex-maatstaf’.

vorige overzicht

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven