Home Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht december 2023

Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht december 2023

Samengesteld aan de hand van: https://tuchtrecht.overheid.nl:

Onvoldoende zorg

Berisping voor specialist ouderengeneeskunde vanwege onvoldoende duidelijkheid over rolverdeling met verpleegkundig specialist en onvoldoende oppakken regierol

ECLI:NL:TGZRZWO:2023:186
Klacht van dochter patiënte tegen specialist ouderengeneeskunde (so). Onvoldoende duidelijkheid over rol- en taakverdeling tussen de so en de verpleegkundig specialist (vs) waardoor sprake is geweest van een gebrekkige communicatie en de behandeling van patiënte is tekortgeschoten. De so had moeten begrijpen dat haar rol ten opzichte van de vs door de (snelle) escalatie van het probleemgedrag van patiënte, en daarmee de veranderde zorgvraag en de toegenomen complexiteit hiervan, diende te verschuiven van intervisor naar supervisor. De so heeft deze regierol onvoldoende opgepakt. In plaats van in gesprek te gaan met de vs over het medicatiebeleid ten aanzien van patiënte heeft zij het conflict met de vs over dit beleid de boventoon laten voeren met als laakbaar gevolg dat de so de zorg voor patiënte uit het oog is verloren. Ook had de so het WZD-stappenplan moeten toepassen wat ernstig nadeel voor patiënte mogelijk had kunnen voorkomen. De so heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Aan de so wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Regiebehandelaar hoeft niet zelf aanspreekpunt te zijn

ECLI:NL:TGZRAMS:2023:274
Ongegronde klacht tegen een klinisch psycholoog. De dochter en zus van klagers (hierna: patiënte) is lange tijd in behandeling geweest voor een langdurig ziekteproces met een complexe pathologie. Zij stond op de wachtlijst voor een intensieve behandeling, maar is (door suïcide) overleden voordat deze behandeling kon starten. Klagers verwijten de psycholoog in zijn rol van behandelaar onder andere het handelen zonder structuurdiagnostiek, periodieke systematische risicotaxaties, signaleringsplan en veiligheidsplan. Het college concludeert dat in het patiëntendossier een behandelplan is opgenomen met onder meer bedoelde structuurdiagnostiek, periodieke systematisch risicotaxaties, signaleringsplan en veiligheidsplan en dat er sprake was van een behandeling zoals van een redelijk bekwame hulpverlener verwacht mag worden. Het college stelt verder vast dat de patiënte haar hulpverleners regelmatig heeft verzocht om terughoudend te zijn bij de informatieverstrekking aan de ouders. Zij was tijdens de behandeling door de psycholoog een (jong)volwassen vrouw en het is het college niet gebleken dat zij niet of onvoldoende is staat was om een zodanige bewuste keuze te maken. Dit betekent dat de psycholoog bij zijn contacten met de ouders gebonden was aan de beperkingen zoals door de patiënte aangebracht. Het verwijt dat hij niet of onvoldoende heeft gereageerd op telefoontjes, mails en verzoeken van de ouders, ziet het college in dat licht en ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Ten aanzien van het handelen van de psycholoog als regiebehandelaar, wordt hem onder andere verweten dat hij onvoldoende beschikbaar was als aanspreekpunt. Hierover merkt het college op dat de regiebehandelaar niet zelf het aanspreekpunt hoeft te zijn, en niet zelf alle vragen hoeft te kunnen beantwoorden maar de weg naar de antwoorden moet weten te vinden. Het college oordeelt dat de psycholoog door tussenschakeling van een verpleegkundige met wie de patiënte een goede band had, voldoende invulling aan zijn taak en verantwoordelijkheid als regiebehandelaar heeft gegeven. Het college verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Waarschuwing voor tandarts vanwege schending informatieplicht en niet opstellen behandelplan en begroting

ECLI:NL:TGZRAMS:2023:257
Deels gegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft naar aanleiding van een controle bij klager een nieuwe brug bij klager geplaatst. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de tandarts voldoende voorlichting heeft gegeven over de behandeling bij klager en of klager dit heeft begrepen, nu klager de Nederlandse taal slechts zeer beperkt beheerst. Ook heeft de tandarts geen behandelplan en kostenbegroting gemaakt. Nu het ging om een ingrijpende behandeling had het maken van een behandelplan niet achterwege mogen blijven. Het had ook beter geweest als de tandarts niet direct met de behandeling was begonnen, maar klager de ruimte had gegeven om na te denken over het voorstel tot behandeling. Naar het oordeel van het college heeft de tandarts onvoldoende adequaat gereageerd op het loslaten van de long term provisional brug. Weliswaar kan een voorziening losraken, maar nadat de brug voor de tweede maal losliet, had van de tandarts verwacht mogen worden dat hij op zijn minst had gepoogd de brug met een sterker cement vast te zetten. Het staat vast dat de tandarts wel aan het verzoek van klager om het versturen van de röntgenfoto heeft voldaan. Niet komt vast te staan dat de tandarts ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht. De klacht is deels gegrond, het college heeft oog voor de goede bedoelingen van de tandarts. Waarschuwing.

Berisping voor bedrijfsarts vanwege de wijze van terugkoppeling aan werkgever en onvoldoende begeleiding in arbeidsconflict met werkgever en vanwege niet meewerken aan second opinion

ECLI:NL:TGZRAMS:2023:263
Deels gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij haar rol van bedrijfsarts niet op een professionele wijze heeft ingevuld, zich niet onafhankelijk heeft opgesteld. Zij heeft zich onrechtmatig door de werkgever laten beïnvloeden, waardoor de werkgever de re-integratie van klager kon belemmeren. Ook is de bedrijfsarts hem ten onrechte niet tegemoetgekomen in zijn herhaalde verzoeken om een second opinion door een andere bedrijfsarts. Tot slot zou de bedrijfsarts een te summier medisch dossier hebben bijgehouden en klager na een consult op 10 december 2019 tot aan het eerste consult met haar opvolger op 12 augustus 2020 zonder enige mededeling aan zijn lot hebben overgelaten. Het college komt tot het oordeel dat de bedrijfsarts op een aantal klachtonderdelen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het legt haar daarvoor een berisping op, veroordeelt de bedrijfsarts in de proceskosten van klager en bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan vaktijdschriften.

Dossiervoering

Persoonlijke werkaantekeningen die aan het dossier zijn toegevoegd mogen niet zonder meer uit dossier worden verwijderd 

ECLI:NL:TGZRAMS:2023:276
Deels gegronde klacht tegen een psychotherapeut. De klacht is ingediend door de bestuurder van de zorginstelling waarin verweerster voorheen werkzaam was en waarvan zij ook medebestuurder is geweest. De klacht omvat meerdere onderdelen, waaronder het aangaan van een affectieve relatie met een (ex-)cliënt, onjuiste omgang met diens dossier, het zich onterecht uitgeven als geregistreerd supervisor schematherapie en schending van de privacy van cliënten van de zorginstelling. Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt als maatregel een onvoorwaardelijke schorsing van drie maanden op. Het college oordeelt dat verweerster, door vrijwel direct na beëindiging van de behandeling zowel een zakelijke als een persoonlijke relatie met een ex-cliënt aan te gaan, in strijd heeft gehandeld met de Beroepscode voor psychotherapeuten. Verder heeft de psychotherapeut erkend dat zij onder andere werkaantekeningen uit het dossier van deze (ex-)cliënt heeft verwijderd. Voor zover het daarbij zou gaan om persoonlijke werkaantekeningen, zoals de psychotherapeut stelt, oordeelt het college dat wanneer dergelijke gegevens (tijdelijk) aan het dossier worden toegevoegd, zij dezelfde bescherming als andere dossiergegevens verdienen en zij niet zonder meer uit het dossier kunnen worden verwijderd. Het college acht de gegrond verklaarde klachtonderdelen ernstige misstappen waarbij verweerster er geen blijk van heeft gegeven voldoende inzicht te hebben in het kwalijke van haar handelen. Ook het belang van het correct naleven van basale regels over de omgang met het dossier en het afgeven van verklaringen lijkt zij onvoldoende te hebben geïnternaliseerd. Het college vindt daarom het opleggen van een schorsing voor de duur van drie maanden passend en geboden.

Grensoverschrijdend gedrag

Gedeeltelijke ontzegging uitoefening bevoegdheden verpleegkundige wegens grensoverschrijdend gedrag in privésfeer (geen zorgverlening meer aan minderjarigen)

ECLI:NL:TGZRSHE:2023:26
Klacht tegen verpleegkundige in verband met grensoverschrijdend seksueel gedrag in de privésfeer waarvoor hij strafrechtelijk veroordeeld is. Strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Strijd met zorgplicht als zorgprofessional. Gedeeltelijke ontzegging uitoefening bevoegdheden. Geen zorgverlening meer aan minderjarigen.

CTG: schorsing in plaats van doorhaling internist na klacht co-assistenten

ECLI:NL:TGZCTG:2023:171
Drie co-assistenten hebben een klacht ingediend tegen de internist die hen gedurende hun coschap interne geneeskunde onderwijs heeft gegeven. Klaagsters stellen dat de internist zich tijdens echografieonderwijs seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen en dat hij daarbij heimelijk beeldopnames heeft gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op. De internist is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het CTG is van oordeel dat het RTG de klacht terecht en op goede gronden in alle onderdelen gegrond heeft verklaard. Het beroep van de internist tegen de hoogte van de opgelegd maatregel slaagt. Het Centraal Tuchtcollege legt de internist een schorsing op voor de duur van één jaar. Dit is de maximale schorsingsduur die het Centraal Tuchtcollege kan opleggen.

Deels gegronde klacht van bestuurder tegen mede bestuurder/psychotherapeut vanwege aangaan affectieve relatie met een (ex-)cliënt

ECLI:NL:TGZRAMS:2023:276
Deels gegronde klacht tegen een psychotherapeut. De klacht is ingediend door de bestuurder van de zorginstelling waarin verweerster voorheen werkzaam was en waarvan zij ook medebestuurder is geweest. De klacht omvat meerdere onderdelen, waaronder het aangaan van een affectieve relatie met een (ex-)cliënt, onjuiste omgang met diens dossier, het zich onterecht uitgeven als geregistreerd supervisor schematherapie en schending van de privacy van cliënten van de zorginstelling. Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt als maatregel een onvoorwaardelijke schorsing van drie maanden op. Het college oordeelt dat verweerster, door vrijwel direct na beëindiging van de behandeling zowel een zakelijke als een persoonlijke relatie met een ex-cliënt aan te gaan, in strijd heeft gehandeld met de Beroepscode voor psychotherapeuten. Verder heeft de psychotherapeut erkend dat zij onder andere werkaantekeningen uit het dossier van deze (ex-)cliënt heeft verwijderd. Voor zover het daarbij zou gaan om persoonlijke werkaantekeningen, zoals de psychotherapeut stelt, oordeelt het college dat wanneer dergelijke gegevens (tijdelijk) aan het dossier worden toegevoegd, zij dezelfde bescherming als andere dossiergegevens verdienen en zij niet zonder meer uit het dossier kunnen worden verwijderd. Het college acht de gegrondverklaarde klachtonderdelen ernstige misstappen waarbij verweerster er geen blijk van heeft gegeven voldoende inzicht te hebben in het kwalijke van haar handelen. Ook het belang van het correct naleven van basale regels over de omgang met het dossier en het afgeven van verklaringen lijkt zij onvoldoende te hebben geïnternaliseerd. Het college vindt daarom het opleggen van een schorsing voor de duur van drie maanden passend en geboden.

Waarschuwing verpleegkundige voor relatie met ex-patiënte binnen afkoelingsperiode

ECLI:NL:TGZRAMS:2023:265
Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige kreeg een relatie met een ex-patiënte binnen de zogenaamde afkoelingsperiode die door de instelling waar zij destijds werkte wordt gehanteerd. Het college acht de klacht gegrond. Bij de vraag welke maatregel passend en geboden is, acht het college het volgende van belang. Er is sprake van een normschending door een te korte afkoelingsperiode in acht te nemen en onvoldoende zorgvuldigheid in acht te nemen bij het aangaan van een relatie met een ex-patiënt. In het voordeel van de verpleegkundige weegt daarentegen mee dat die normschending van geringe duur was en dat zij haar toenmalige leidinggevende vrijwel onmiddellijk over het ontstaan van de relatie heeft verteld. De verpleegkundige heeft verder ter zitting aangegeven dat als zij destijds op de hoogte was van de door de instelling gehanteerde afkoelingstermijn, zij anders zou hebben gehandeld. Ook blijkt uit het dossier dat de verpleegkundige gedurende 20 jaar uitstekend heeft gefunctioneerd. Verder heeft de verpleegkundige bij haar nieuwe werkgever deelgenomen aan intervisiebijeenkomsten over seksueel grensoverschrijdend gedrag, wordt er veel aandacht besteed aan de beroepscode en is er veel aandacht voor de individuele zorgverleners. Haar huidige leidinggevende acht de kans op recidive nihil. Gegeven de context van de zaak schat ook het college de kans op recidive laag in. Het college acht, al het voorgaande in acht genomen, de oplegging van een waarschuwing passend en toereikend. Publicatie.

Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/grensoverschrijdend-gedrag-revisited/

Klachten over medisch advies/rapportage/verklaring

Waarschuwing medisch adviseur vanwege niet toepassen blokkeringsrecht

ECLI:NL:TGZCTG:2023:167
Klacht tegen een arts die door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) als medisch adviseur is ingeschakeld om te beoordelen of bij klager sprake was van “structurele medische omstandigheden” in de zin van artikel 5.16 van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF), waardoor klager niet binnen de geldende diplomatermijn kon afstuderen (en zijn prestatiebeurs omgezet zou kunnen worden in een gift). De klacht gaat over de door de arts opgestelde medische rapportage. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond, namelijk voor zover klager stelt dat de arts het wettelijke inzage- en blokkeringsrecht niet heeft toegepast. Dat college legt een waarschuwing op. De klacht is ongegrond voor zover klager stelt dat (de totstandkoming van) het rapport inhoudelijk niet klopt. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen de gedeeltelijke ongegrondverklaring van zijn klacht.

(niet-) ontvankelijkheid

Klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel over verkopen van een betwiste vordering aan Infomedics, afgeleid belang

ECLI:NL:TGZRZWO:2023:195
Klacht tegen een tandarts die volgens klager onterechte declaraties/facturen stuurt, verrichtingen uitvoert zonder uitleg en toestemming en zonder voorafgaande kostenopgave. Het college komt tot het oordeel dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht grotendeels ongegrond, één klachtonderdeel niet-ontvankelijk.  

Klaagster niet-ontvankelijk in klacht tegen bedrijfsarts over verklaring ex-partner, geen rechtstreeks belanghebbende

ECLI:NL:TGZRZWO:2023:190
Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. De bedrijfsarts heeft een verklaring opgesteld over het arbeidsvermogen van de ex-partner van klaagster. Deze verklaring is door de ex-partner ingebracht in de echtscheidingsprocedure. Tussen klaagster en de bedrijfsarts is geen sprake van een arts-patiëntrelatie. Ook worden in de verklaring geen uitlatingen over klaagster gedaan. De klacht heeft betrekking op de inhoud van de verklaring en de wijze van totstandkoming daarvan. De voorzitter verklaart klaagster kennelijk niet-ontvankelijk omdat zij geen rechtstreeks belanghebbende is.

Tienjaarstermijn overschreden, klacht tegen verzekeringsarts niet-ontvankelijk

ECLI:NL:TGZCTG:2023:166
Klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster heeft begin 2023 een verzoek ingediend bij het UWV tot correctie van een medisch rapportage uit 2012 die is opgemaakt door de verzekeringsarts. Dit correctieverzoek is – door iemand anders dan de verzekeringsarts – afgewezen. Vervolgens heeft klaagster de onderhavige klacht tegen de verzekeringsarts ingediend. Klaagster wil dat de door haar gestelde onjuistheden en onvolledigheden in de medische rapportage worden gecorrigeerd. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de kern van de klacht is dat de rapportage waar het om gaat onjuistheden bevat en onvolledig is en niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Gelet op de datum van de rapportage en de datum van indiening van de klacht, is de tienjaarstermijn overschreden en is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

Overige klachten

CTG in procedure na toewijzing herzieningsverzoek: hoger beroep huisarts verworpen, waarschuwing gehandhaafd

ECLI:NL:TGZCTG:2023:164
Het Centraal Tuchtcollege heeft een herzieningsverzoek van de huisarts toegewezen, omdat de door de huisarts meegebrachte getuige niet is gehoord. De zaak is verwezen naar het Regionaal Tuchtcollege voor nieuwe behandeling en het horen van de getuige. Ter zitting is gemachtigde van huisarts zonder getuige verschenen. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat een openbare zitting bij uitstek de gelegenheid is om getuigen te horen. Het had de huisarts duidelijk moeten zijn dat getuige zou worden gehoord. Dat de huisarts heeft afgezien van het (laten) horen getuige ter zitting komt voor haar rekening en risico. Het Regionaal Tuchtcollege handhaaft de oorspronkelijke beslissing van het Centraal Tuchtcollege van 15 januari 2021. De huisarts is in beroep gekomen tegen deze beslissing. In beroep is als eerst de vraag aan de orde of tegen de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege, waarbij de beslissing van het Centraal Tuchtcollege is gehandhaafd beroep open staat. Dit is het geval. Het Centraal Tuchtcollege heeft de getuigen gehoord. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. 

Kennelijk ongegronde klacht tegen verpleegkundige vanwege vaccinatie minderjarige in bijzijn van oma (tegen wens van klaagster)

ECLI:NL:TGZRAMS:2023:266
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige heeft in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) de zoon van klaagster gevaccineerd. De oma van het kind was aanwezig tijdens de afspraak. De klacht van klaagster is a) dat haar zoon buiten aanwezigheid en tegen de wens van zijn ouders is gevaccineerd en b) dat vooraf niet geverifieerd is of haar zoon fit genoeg was voor de vaccinatie. Het college oordeelt dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de verpleegkundige tijdens het consult wist of had moeten weten dat klaagster niet wilde dat haar zoon de inentingen zou krijgen. Niet is gesteld dat de oma van het kind de verpleegkundige heeft gezegd dat hij niet gevaccineerd mocht worden. Het college ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de verpleegkundige dat zij dat niet wist en dat zij anders de vaccinatie niet had gezet. Er was voor de verpleegkundige ook overigens geen enkele reden om te twijfelen aan de instemming van de ouders. De zoon nam immers deel aan het RVP en de afspraak was een ‘inhaalvaccinatie’. Toen het kind met zijn oma verscheen op het consult mocht de verpleegkundige er dan ook vanuit gaan dat de ouders instemden met de vaccinatie. Kennelijk ongegrond.

Zie ook deze blog: https://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2023/ECLI_NL_TGZRAMS_2023_266

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven