01.06.2021
Jurisprudentieoverzicht Tuchtrecht, mei 2021
Beroepsgeheim
ECLI:NL:TGZRZWO:2021:55
Inzage medisch dossier zonder toestemming klaagster. Geen schending beroepsgeheim, wel schending privacy. Klacht deels gegrond.
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:54
Klager verwijt verweerster, GZ-psychologe, dat zij zonder zijn toestemming (valse en belastende) informatie heeft verstrekt aan Veilig thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, zijn ex-echtgenote en de bedrijfsarts en dat zij niet de richtlijnen voor behandeling van een burn-out heeft gevolgd. Verweerster voert verweer. Gegrond berisping.
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:52
Gegronde klacht tegen een huisarts. De beklaagde heeft weliswaar niet zelf de brieven opgesteld en deze niet zelf aan de echtgenoot overhandigd, maar hij heeft door ondertekening van de verwijsbrieven verantwoordelijkheid genomen voor de verwijzing en voor de inhoud ervan. Ook is hij als huisarts verantwoordelijk voor de wijze waarop in zijn praktijk de door hem ondertekende verwijsbrieven worden verstrekt. Door in dit geval zonder klaagsters toestemming de verwijsbrieven mee te geven aan haar echtgenoot, heeft beklaagde zijn beroepsgeheim geschonden. Beklaagde heeft zonder toestemming van klaagster een derde de gelegenheid gegeven kennis te nemen van haar medische gegevens. Het feit dat de enveloppen dichtgeplakt waren, maakt dit niet anders. Beklaagde heeft daarbij nagelaten te verifiëren of klaagster een verwijzing wenste en of zij er mee instemde dat haar echtgenoot ook haar verwijsbrief zou meenemen terwijl in die brief episodes uit haar medisch dossier stonden opgenomen, met alle gevolgen van dien voor klaagster. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing.
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:49
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder, zonder toestemming van klager, medische stukken betreffende klager heeft toegestuurd naar Achmea, waardoor meerdere mensen (niet-medici, zoals de schadebehandelaar en de jurist) de stukken hebben kunnen inzien. Ook heeft verweerder nagelaten om aanvullende medische informatie over klager te beoordelen. Ten slotte stelt klager dat verweerder onvoldoende informatie had om tot het medisch advies te komen. Kennelijk ongegrond.
Toestemming
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:50
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Voor een behandeling – en dus ook voor een second opinion – van een minderjarige tot zestien jaar is er toestemming nodig van beide gezaghebbende ouders. Klager en de moeder van de dochter zijn gescheiden en zij hebben beiden het gezag over de dochter. Dit betekent dat ook de moeder moet instemmen met een behandeling. Beklaagde merkt terecht op dat hij niet zonder meer kon aannemen dat ook de moeder instemde met de gevraagde second opinion. Er was op het moment van het consult geen sprake van een acute situatie waarin de toestemming van de moeder niet kon worden afgewacht. Ook het advies van beklaagde om, na het verkrijgen van de toestemming van de moeder, naar de kinderarts te gaan om de second opinion te regelen is een zorgvuldige handelwijze. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Zie ook dit artikel
Onvoldoende zorg
ECLI:NL:TGZCTG:2021:72
Klacht tegen een ambulanceverpleegkundige. Klacht over het achterwege laten van immobilisatie door de ambulanceverpleegkundige na een ongecontroleerde val van een oudere man op een badkamervloer. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het beroep van de verpleegkundige gegrond en verklaart de gegrond verklaarde klachtonderdelen alsnog ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege schetst de bijzondere en onvoorspelbare omstandigheden waaronder een ambulanceverpleegkundige het werk verricht en benadrukt dat de ambulanceverpleegkundige geen diagnoses stelt, maar werkhypotheses aan de hand van een afgenomen anamnese en screening van de vitale functies.
Zie ook dit artikel
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:59
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een huisarts. Het College is van oordeel dat het niet van goede zorg getuigt dat beklaagde de patiënte heeft verteld dat zij een andere huisarts moest zoeken toen de patiënte beklaagde had gevraagd langs te komen vanwege toegenomen pijnklachten (rugpijn en oedeem aan benen). Indien beklaagde van mening was dat zij de patiënte niet meer kon behandelen vanwege een verstoring in de communicatie met de kinderen van haar patiënte, had zij hierover tenminste op een ander moment contact op moeten nemen met de patiënte; niet op het moment waarop de patiënte om medische hulp vroeg. Dat geldt temeer nu het om een kwetsbare patiënte ging. De patiënte mag bovendien niet de dupe worden van problemen in de communicatie met haar kinderen. Hoewel in dit geval niet kan worden vastgesteld dat op het moment waarop de patiënte belde sprake was van spoed en beklaagde ook op de klachten van patiënte heeft gereageerd door meer pijnstilling voor te schrijven zou het, bezien vanuit goed hulpverlenerschap, beter zijn geweest om haar – net voor het weekend – toch te bezoeken. Het handelen van beklaagde is daarmee niet voldoende zorgvuldig en valt buiten de bedoelde grenzen van een behoorlijke beroepsuitoefening. Klacht voor het overige ongegrond verklaard. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Waarschuwing.
Onjuiste behandeling / verkeerde diagnose
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:71
Ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Het College is met beklaagde van oordeel dat het beter was geweest als beklaagde de verhoogde ontstekingswaarden in het bloed van de patiënte had toegeschreven aan een infectie van de geopereerde elleboogsfractuur. Dat betekent evenwel nog niet dat het missen van deze diagnose tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Beklaagde kon er, gegeven de specifieke omstandigheden van deze zaak, vanuit professioneel oogpunt voor kiezen de uitslag van herhaald bloedonderzoek af te wachten alvorens tot nadere diagnostiek over te gaan . Verder was er onder de gegeven omstandigheden en gelet op de door patiënte geuite pijnklachten geen noodzaak om de patiënte door te verwijzen voor röntgendiagnostiek. Klacht ongegrond verklaard.
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:60
Klaagster verwijt de huisarts onzorgvuldig handelen door het stellen van een verkeerde diagnose, een onjuiste behandeling en het niet doorverwijzen van klaagster. Door de ontstane delay is de huisarts schuldig aan de volledige blindheid van klaagster – er is geen zicht op zelfs maar gedeeltelijk herstel. Als de behandeling die bewuste dag wel was ingezet, had het visusverlies volgens klaagster beperkt kunnen blijven tot haar linkeroog. Gegrond, waarschuwing.
ECLI:NL:TGZCTG:2021:105
Klacht tegen een huisarts. Klager is twee keer door de (waarnemend) huisarts gezien met buikpijn. Bij een derde contact, dit keer met de HAP, is klager doorgestuurd naar de spoedeisende hulp, waar hij diezelfde dag is geopereerd aan een blindedarmontsteking. Klager verwijt de huisarts dat zij onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan, waardoor een verkeerde, onvolledige diagnose is gesteld, en dat de huisarts heeft nagelaten contact met klager op te nemen naar aanleiding van diens ziekenhuisopname. Het Regionaal Tuchtcollege overweegt dat de huisarts bij het komen van de door haar gestelde diagnose niet onzorgvuldig, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, heeft gehandeld en wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
Rapportage / medisch advies
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:55
Klager verwijt verweerder, optredende als medisch adviseur in zijn advisering niet onafhankelijk is geweest. Verweerder heeft in deze zaak betreffende klager een medisch advies geschreven in een aansprakelijkheidskwestie én in een tuchtrechtprocedure tegen een andere verweerder. Verweerder voert verweer. Ongegrond.
ECLI:NL:TGZCTG:2021:121
Klacht tegen psychiater die een Pro Justitia rapportage heeft uitgebracht over klager. Klager verwijt de psychiater dat hij weigert de door klager aangegeven feitelijke onjuistheden in het Pro Justitia rapport 2019 te corrigeren. Het Regionaal Tuchtcollege overweegt dat het correctierecht niet ziet op in de rapportage opgenomen gegevens afkomstig van derden en heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.
ECLI:NL:TGZCTG:2021:107
Klacht tegen verzekeringsarts. Klager is op enig moment uitgevallen en 35-80% arbeidsongeschikt verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt, waarop het UWV zijn bezwaar ongegrond heeft verklaard. Aan de verzekeringsarts is door klager gevraagd om een verzekeringsgeneeskundig advies op te stellen. Het rapport van de verzekeringsarts is door klager ingebracht bij het UWV en voorts bij een beroepsprocedure bij de Rechtbank. Het beroep van klager werd ook hier ongegrond verklaard. Ten behoeve van de procedure in hoger beroep heeft klager aan de verzekeringsarts opdracht gegeven om een aanvullende rapportage op te stellen. De rapporten van de verzekeringsarts zijn ingebracht in de beroepsprocedure bij de Centrale Raad van Beroep, waar de aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Klager verwijt de verzekeringsarts dat hij een onvolledig en onzorgvuldig onderzoek heeft verricht, en dat zijn rapporten ondeugdelijk zijn en niet voldoende onderbouwd, en conclusies bevatten die tegenstrijdig en niet consistent zijn, en dat zijn rapporten niet zijn aangemerkt als een specialistische expertiserapportage. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond en legt aan de verzekeringsarts de maatregel van berisping op en gelast de publicatie. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing uitsluitend wat betreft de opgelegde maatregel, legt een waarschuwing op en ziet af van publicatie.
Toetsing aan tweede tuchtnorm
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:72
Klager niet-ontvankelijk in zijn klacht tegen een (destijds) gz-psycholoog . Vast staat dat beklaagde niet een arts-patiënt relatie met klager heeft gehad, in die zin dat hij klager niet als patiënt heeft behandeld. De klacht kan daarom niet worden getoetst aan de eerste tuchtnorm. Het College is van oordeel dat er (in het licht van de tweede tuchtnorm) geen sprake is van weerslag op de individuele gezondheidszorg, omdat beklaagde niet in zijn hoedanigheid van gezondheidszorg-psycholoog met klager heeft gesproken. Ook handelingen van een BIG-geregistreerde die in de privésfeer plaatsvinden kunnen onder omstandigheden worden getoetst aan de tweede tuchtnorm. De gedragingen van beklaagde zijn niet van een dergelijke aard en ernst en vallen dus ook in dat kader niet onder de tweede tuchtnorm. Klager niet-ontvankelijk verklaard in de klacht.
Eisen aan klaagschrift
ECLI:NL:TGZCTG:2021:117
Klager heeft een klacht ingediend tegen een arts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat (de onderbouwing van) de klacht onvoldoende duidelijk is en niet navolgbaar. Daarmee voldoet het klaagschrift niet aan de daaraan te stellen eisen, zodat klager niet-ontvankelijk is verklaard. Het Centraal Tuchtcollege kan zich vinden in die beslissing en verwerpt daarom het beroep van klager.
vorige overzicht |