Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht september 2022
Samengesteld aan de hand van: https://tuchtrecht.overheid.nl:
Gegronde klacht tegen huisarts vanwege onvoldoende informatieverstrekking bij consulteren oogarts
ECLI:NL:TGZCTG:2022:159
Klacht tegen huisarts. Klager meldde zich op de HAP omdat er iets in zijn rechteroog terecht was gekomen. De behandeling van de AIOS heeft niet tot een succesvolle verwijdering van het corpus alienum geleid. Vervolgens heeft de huisarts zelf pogingen ondernomen. Toen er ineens helder vocht vrijkwam en klager aangaf veel minder te zien, heeft de huisarts de behandeling gestaakt. Klager is diezelfde avond door een oogarts gezien en is nadien meerdere keren geopereerd. Dit heeft niet tot volledig herstel van het zicht van klagers oog geleid. De klacht houdt onder meer in dat de huisarts niet adequaat heeft gehandeld door af te gaan op het (onjuiste) advies van de telefonisch geraadpleegde oogarts. Het Regionaal Tuchtcollege stelt vast dat de huisarts de dienstdoende oogarts wel heeft medegedeeld dat er plotseling visusverlies was, maar niets heeft gezegd over het ineens vrijkomende vocht. Dit terwijl dit juist een reden voor de huisarts was, om contact op te nemen met de oogarts. Naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege had de huisarts de dienstdoende oogarts van alle relevante informatie moeten voorzien en het weglaten van essentiële informatie als het plotselinge vrijkomende vocht acht het college verwijtbaar. Het Regionaal Tuchtcollege heeft dit klachtonderdeel gegrond verklaard en aan de huisarts de maatregel van waarschuwing opgelegd. De AIOS berust hier in, maar klager stelt hoger beroep in tegen de ongegrondverklaring van de overige vier klachtonderdelen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep, hetgeen meebrengt dat de dat de maatregel van waarschuwing in stand blijft.
Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/heeft-een-goed-verstaander-aan-een-half-woord-toch-niet-genoeg/
Schorsing voor grensoverschrijdende chatrelatie, seksueel grensoverschrijdend gedrag niet komen vast te staan
ECLI:NL:TGZCTG:2022:155
Klacht tegen gz-psycholoog/psychotherapeut. Klaagster is gedurende een week voor een klinische behandeling in een traumacentrum opgenomen geweest. Verweerder heeft het opnamegesprek met haar gevoerd en dezelfde dag in de middag op haar eerste traumabeeld een exposure-behandeling toegepast. Bij de rest van de klinische behandeling is verweerder niet meer betrokken geweest. Nadat zij uit het traumacentrum was ontslagen heeft klaagster een LinkedIn-connectie verzoek gestuurd aan onder anderen verweerder. Verweerder heeft dit verzoek geaccepteerd en via deze weg hebben klaagster en verweerder veelvuldig persoonlijke berichten met elkaar gedeeld. Na vier dagen is het contact op initiatief van klaagster verbroken. Klaagster heeft zes klachtonderdelen geformuleerd waarmee zij verweerder grensoverschrijdend gedrag verwijt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht op alle onderdelen gegrond verklaard, aan de gz-psycholoog een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 12 maanden opgelegd en publicatie van de beslissing gelast. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing, verklaart het klachtonderdeel waarmee verweerder seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt verweten ongegrond en bevestigt de gegrondverklaring van de andere klachtonderdelen. Het Centraal Tuchtcollege handhaaft de maatregel van schorsing voor de duur van 12 maanden, maar bepaalt dat deze schorsing voor de duur van 8 maanden in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Het Centraal Tuchtcollege gelast, evenals het Regionaal Tuchtcollege publicatie van de beslissing.
Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/een-ongewenste-chatrelatie-met-de-patient/
Klacht tegen GZ-psycholoog wel ontvankelijk (tweede tuchtnorm), maar ongegrond vanwege ontbreken persoonlijke verwijtbaarheid
ECLI:NL:TGZCTG:2022:156
Klacht tegen gz-psycholoog. Klager heeft een dochter uit een inmiddels verbroken relatie. Op basis van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank besloten tot eenmaal in de veertien dagen begeleide omgang tussen klager en zijn dochter. Vanaf die datum zijn er tussen klager en de moeder onder begeleiding meerdere gesprekken geweest en hebben er meerdere begeleide bezoeken plaatsgevonden. Klager verwijt verweerster dat zij de beroepscode voor psychologen op 30 punten heeft geschonden met als gevolg dat er geen goede omgang tussen klager en zijn dochter tot stand is gekomen. Klager stelt dat hij en zijn dochter hierdoor ernstige psychische schade hebben opgelopen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de verweerster niet bij de gesprekken betrokken is geweest en heeft klager in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege wat betreft de niet-ontvankelijkverklaring, verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht en verklaart de klacht ongegrond.
Kennelijk ongegrond klacht tegen voorzitter van vakgroep: geen betrokkenheid bij beslissing andere dermatoloog om niet te verwijzen
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:119
Klacht tegen dermatoloog kennelijk ongegrond. Beklaagde is niet direct betrokken geweest bij de zorg aan klager. De verantwoordelijkheid als voorzitter van een vakgroep gaat niet zo ver dat een beslissing van een arts om iemand niet te verwijzen door beklaagde op eigen initiatief nog een keer had moeten worden beoordeeld.
Klacht wijkverpleegkundige tegen huisarts kennelijk niet-ontvankelijk vanwege ontbreken concreet aan de individuele gezondheidszorg gerelateerd eigen belang
ECLI:NL:TGZRAMS:2022:125
Klacht tegen een huisarts kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster is de wijkverpleegkundige van een voormalig patiënte van de huisarts. De huisarts besloot een melding te doen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd over de zorg die klaagster bood aan de patiënte. Klaagster verwijt de huisarts dat hij haar privacy en goede naam heeft geschonden door deze melding te maken. Het college is van oordeel dat klaagster als collega-zorgverlener geen concreet aan de individuele gezondheidszorg gerelateerd eigen belang heeft bij het indienen van de klacht. Er is geen sprake van dat de huisarts zich in het openbaar over klaagster heeft uitgelaten. Daarbij komt dat het college van oordeel is dat hij met het doen van deze melding juist zorgvuldig heeft gehandeld binnen de mogelijkheden die er op dat moment voor hem waren. Hij heeft zich op voorhand door deskundigen laten adviseren en heeft in zijn melding aangegeven wat hem bekend is geworden over de situatie van zijn voormalig patiënte en de mogelijke rol van klaagster daarbij. Naar het oordeel van het college heeft verweerder daarbij geen onnodig diskwalificerende of oncollegiale bewoordingen gebruikt. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Dochter niet-ontvankelijk in klacht tegen huisarts over zorg aan ouders: wel ‘naaste’, maar geen betrokkenheid bij behandeling van vader en ook tweede tuchtnorm niet van toepassing
ECLI:NL:TGZRAMS:2022:126
Klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht tegen een huisarts. Verweerder is de huisarts van de ouders van klaagster. Klaagster verwijt de huisarts dat hij in een e-mail aan haar vader een oordeel heeft gegeven over haar mentale gesteldheid zonder haar gezien te hebben. Klaagster is niet klachtgerechtigd als patiënt. Hoewel klaagster familierechtelijk bezien ‘naaste’ is van haar vader, kan zij naar het oordeel van het college niet worden aangemerkt als een naaste betrekking in de zin van artikel 47 lid 1 onder a Wet BIG, omdat niet is gebleken dat klaagster als naaste op enige wijze betrokken was bij de behandeling van haar vader. Ook de tweede tuchtnorm is niet van toepassing. De e-mail van de huisarts kan naar het oordeel van het college niet worden gezien als een geneeskundige verklaring. Er zijn geen aanwijzingen dat de huisarts wist of kon weten dat zijn e-mail zou worden verspreid en/of ingebracht zou worden in de echtscheidingsprocedure van klaagster. Niet is gebleken dat de huisarts enig ander doel had dan zijn eigen patiënt desgevraagd te informeren over het contact dat hij met de dochter had gehad en hem gerust te stellen. Klaagster is niet-ontvankelijk in de klacht.