Home Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht augustus 2022

Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht augustus 2022

Samengesteld aan de hand van: https://tuchtrecht.overheid.nl:

Gegronde klacht tegen sociaal psychiatrisch verpleegkundige over opstellen verklaring op verzoek van ex-partner

ECLI:NL:TGZREIN:2022:48
Sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft medische verklaring opgesteld op verzoek van ex-partner van klaagster. Proces: mede geschreven uit naam van hoofdbehandelaar en regiebehandelaar. Inhoud: medewerking klaagster bij omgang met de kinderen en vaderrol ex-partner. Verpleegkundige had verklaring niet mogen opstellen. Gezien proces rond opstellen en inhoud. Waarschuwing.

Klacht van tandarts tegen collega-tandarts deels niet-ontvankelijk vanwege ontbreken concreet rechtstreeks belang dat te maken heeft met de individuele gezondheidszorg 

ECLI:NL:TGZCTG:2022:149
Klacht van tandarts tegen collega-tandarts. Klager verwijt de tandarts dat hij:1. een patiënt opzettelijk in de waan heeft gebracht of gelaten dat de mondhygiënist van klager een verkeerde diagnose had gesteld en verzuimd heeft een status te maken;2. daarmee bedrog heeft gepleegd door deze patiënt een valse verklaring te laten opstellen;3. deze verklaring in tuchtrechtelijke procedures tegen klager heeft ingebracht en daarmee voordeel geniet uit oneerlijke mededingen;4. geen berouw of zelfinzicht heeft getoond;5. een gewoonte maakt van het mislieden van patiënten voor parodontologie. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 1, 4 en 5 en verklaart klachtonderdelen 2 en 3 kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/waar-wijfel-is-is-waarheid/

Schending van informed consent en gebrekkig dossier wordt hoofdbehandelaar aangerekend, klacht gedeeltelijk gegrond

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:111
Klacht tegen chirurg. Klaagster is met een gebroken ruggenwervel opgenomen geweest in het ziekenhuis waar beklaagde werkt. Na een paar dagen opname en conservatief beleid bleek dat er toch een operatie nodig was vanwege een complicatie. Beklaagde was tot aan de operatie de hoofdbehandelaar van klaagster. Klaagster verwijt (onder anderen) beklaagde dat hij in diverse opzichten tekortgeschoten is jegens klaagster tijdens de opname, waardoor het onnodig lang heeft geduurd voordat de complicatie werd ontdekt met alle gevolgen van dien. Zo was er volgens klaagster geen sprake van ‘informed consent’ ten aanzien van het conservatieve beleid en was de verslaglegging hier en daar gebrekkig. Deze twee verwijten deelt het college en worden beklaagde als hoofdbehandelaar aangerekend. De overige verwijten deelt het college niet. De klacht is dus gedeeltelijk gegrond. Beklaagde krijgt hiervoor een waarschuwing.

Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/de-regiebehandelaar-bij-de-tuchtrechter/

COVID-19

ECLI:NL:TGZRAMS:2022:121
Klacht tegen huisarts. Ongegrond. Volgens klaagster heeft de huisarts onzorgvuldig gehandeld, omdat hij haar twee keer zorg heeft geweigerd omdat zij geen mondkapje droeg. Het college overweegt dat op 24 januari 2022 in Nederland krachtens de wet voor personen van 13 jaar en ouder de verplichting bestond tot het dragen van een mondkapje in publieke binnenruimten. Deze verplichting gold niet voor personen die vanwege een ziekte of beperking geen mondkapje kunnen dragen. Daarnaast waren zorgaanbieders en zorginstellingen, zoals huisartsenpraktijken, bevoegd om te bepalen dat in het gebouw een mondkapje moest worden gedragen. Het beleid bij de huisartsenpraktijk bij verweerder was dat patiënten ofwel een mondkapje ofwel een spatscherm droegen, of als ze daartoe niet in staat waren, een test deden. Dit beleid acht het college redelijk en aanvaardbaar. Klaagster heeft haar stelling dat zij lijdt aan een angststoornis die het haar onmogelijk maakt om een mondkapje of spatmasker te dragen niet aannemelijk gemaakt.

Rapport psychiater voldoet niet aan daaraan te stellen eisen

ECLI:NL:TGZCTG:2022:147
Klacht tegen een psychiater. Klager was werkzaam als politieagent. In een brief van het Korps landelijke politiediensten van 2008 is vermeld dat hij in diensttijd PTSS heeft opgelopen. In het kader van een procedure om te bekijken of klager voor een IVA-uitkering in aanmerking komt heeft de verzekeringsarts van het UWV de psychiater gevraagd een rapport over klager uit te brengen. Klager is het niet eens met hoe het onderzoek is verlopen en met de in het rapport getrokken conclusies. Klager verwijt de psychiater dat hij in zijn rapport tot de conclusie is gekomen dat sprake zou zijn van overdrijving van de klachten en dat de eerder gestelde diagnoses ADD en PTSS niet bevestigd kunnen worden, dat het rapport slordig is opgesteld en dat de psychiater in het rapport gebruik heeft gemaakt van knip- en plakwerk. Het Regionaal Tuchtcollege acht de eerste twee klachtonderdelen gegrond, het derde klachtonderdeel ongegrond, legt aan de psychiater een berisping op en bepaalt dat de beslissing zal worden gepubliceerd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de psychiater tegen deze beslissing en gelast de publicatie.

Klacht tegen niet met naam genoemde gz-psycholoog gegrond bij RTG, niet-ontvankelijk bij CTG vanwege beroep tegen verkeerde persoon

ECLI:NL:TGZCTG:2022:154
Klacht tegen gz-psycholoog. Klager heeft een klacht ingediend over de Pro Justitia rapportage die over hem is opgesteld in het kader van een strafzaak. Klager heeft een tuchtklacht ingediend tegen de gz-psycholoog die volgens klager in de conceptfase van het Pro Justitia rapport aan de rapporterende psycholoog feedback heeft gegeven op de rapportage, maar klager heeft deze gz-psycholoog niet bij naam (kunnen) noemen. Het NIPF heeft de naam van de gz-psycholoog feedbackgever niet willen vrijgeven, omdat de feedback uitsluitend bedoeld is voor intern overleg en beraad. Deze klacht is door het Regionaal Tuchtcollege behandeld met vermelding van de beklaagde gz-psycholoog als N.N. Het Regionaal Tuchtcollege heeft bij voorzittersbeslissing overwogen dat het standpunt van het NIFP correct is, dat de klacht geen kans van slagen heeft en heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard met publicatie in geanonimiseerde vorm. In beroep heeft klager de beklaagde gz-psycholoog voor het eerst gekoppeld aan een met naam genoemde gz-psycholoog verbonden aan het NIFP. Het Centraal Tuchtcollege gaat ervan uit dat klager in beroep de verkeerde persoon als beklaagde heeft aangewezen, doet de zaak in beroep zelf af en verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht omdat het klaagschrift niet aan de eisen voldoet.

Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/een-spookproces-bij-het-tuchtcollege/

 Voldoende reden voor melding bij Veilig Thuis vanwege niet open staan van ouders voor levensreddende behandeling van zoon

ECLI:NL:TGZREIN:2022:40
Voldoende reden voor melding bij Veilig Thuis vanwege niet open staan van ouders voor levensreddende behandeling van zoon

Klacht van ouders tegen kinderoncoloog over melding bij Veilig Thuis grotendeels ongegrond. De kinderoncoloog had voldoende reden om de melding te doen, omdat de ouders niet open stonden voor de voorgestelde – levensreddende – behandeling van hun zoon, zij geen opening zag om hen te overtuigen en geen inzicht had in wat voor behandeling de ouders wel voor ogen stond. Er was sprake van tijdsdruk en de kinderoncoloog heeft voorafgaand aan haar melding de stappen in de KNMG Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld doorlopen. Weliswaar had de kinderoncoloog de melding nog korte tijd (enige dagen tot een week) kunnen uitstellen, maar dat zij dat niet heeft gedaan acht het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Alleen de subklacht dat de kinderoncoloog zonder toestemming van de ouders contact heeft opgenomen met de huisarts is gegrond, maar daarvoor wordt geen maatregel opgelegd.

Ongegronde klacht van vader over niet geven inzage in medisch dossier na suïcide van zoon   

ECLI:NL:TGZCTG:2022:153
Klacht tegen gz-psycholoog/psychotherapeut. De zoon van klager heeft zich voor behandeling bij de praktijk waar beklaagde werkzaam is aangemeld. Enkele weken na het eerste intakegesprek heeft beklaagde in verband met zijn vakantie de zorg overgedragen aan een collega-psycholoog. Kort voordat het tweede gesprek met deze collega zou plaatsvinden is de zoon door suïcide overleden. De verwijten van klager betreffen de behandeling van de zoon, de overdracht aan de collega voor de waarneming tijdens vakantie, het niet informeren van de nabestaanden over het onderzoek naar het incident, het niet voldoen aan de KNMG-richtlijn over inzagerecht nabestaanden en de aan de nabestaanden geboden nazorg. De gz-psycholoog heeft met een beroep op het beroepsgeheim inzage van de vader in het medisch dossier van de zoon geweigerd. Het Regionaal Tuchtcollege beschikt (derhalve) niet over een medisch dossier van de zoon van klager. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 7:458b BW biedt – en waar hij in het vooronderzoek expliciet op is gewezen – om inzage in het dossier door een onafhankelijke arts te bewerkstelligen. Met behulp van het dossier had klager wellicht zijn klacht op dit onderdeel beter kunnen onderbouwen, zo overweegt het Regionaal Tuchtcollege. Het feit dat deze onderbouwing thans niet mogelijk is dient echter, gelet op de hiervoor genoemde processuele impasse, voor rekening van klager te komen, aldus het Regionaal Tuchtcollege. Omdat klager er aldus niet in is geslaagd zijn klacht over de onjuiste of onzorgvuldige behandeling van zijn zoon te onderbouwen, verklaart het Regionaal Tuchtcollege de klacht betreffende de behandeling van de zoon ongegrond. Voor over de klacht inhoudt dat klager niet is geïnformeerd over het interne onderzoek maar het incident, overweegt het Regionaal Tuchtcollege dat suïcide een incident kán, maar niet hoeft te zijn. Doorslaggevend is het antwoord op de vraag of het incident plaatsvond bij de zorg of betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg. Ook deze vraag kan het Regionaal Tuchtcollege niet beantwoorden zonder de beschikking te hebben over het patiëntendossier. Het Regionaal Tuchtcollege kan daardoor evenmin oordelen over de vraag of klager als nabestaande geïnformeerd had moeten worden. Om die reden is ook dit onderdeel van de klacht ongegrond. Met betrekking tot het klachtonderdeel dat de gz-psycholoog geen inzage heeft gegeven in het medisch dossier van de zoon overweegt het Regionaal Tuchtcollege dat rouwverwerking of een ander emotioneel belang niet zonder meer als zwaarwegend worden aangemerkt. Inzage in het dossier is niet noodzakelijk voor de behartiging van dat persoonlijke belang. Naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege is geen sprake van een zwaarwegend belang dat inzage in het dossier, als uitzondering op de hoofdregel, rechtvaardigt. Het feit dat er sprake is van suïcide, kan niet zonder meer tot de conclusie leiden dat de geboden psychologische zorg onvoldoende was. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart het klachtonderdeel over de geboden nazorg gegrond, legt aan de beklaagde een berisping op en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond. Ook het Centraal Tuchtcollege overweegt dat klager niet voldoende concrete aanwijzingen heeft overgelegd dat sprake is van een vermoeden van een medische fout. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. Het incidenteel beroep van beklaagde wordt wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk verklaard.

Niet laten horen van getuige op zitting komt voor rekening en risico van huisarts

ECLI:NL:TGZREIN:2022:50
Huisarts. Horen getuigen. Herzieningsverzoek. CTG heeft herzieningsverzoek huisarts toegewezen, omdat door de huisarts meegebrachte getuige niet is gehoord. Verwijzing naar RTG voor nieuwe behandeling en horen getuige. Zitting gepland. Aangekondigd ter zitting gelegenheid om de door partijen meegebrachte getuigen te horen. Ter zitting is gemachtigde van huisarts zonder getuige verschenen. Gemachtigde: niet duidelijk of getuige zou worden gehoord, college had getuige moeten oproepen en getuige had tijdens mondeling vooronderzoek moeten worden gehoord. College: zitting bij uitstek de gelegenheid om getuige te horen. Het had de huisarts duidelijk moeten zijn dat getuige zou worden gehoord. Dat huisarts heeft afgezien van (laten) horen getuige ter zitting komt voor haar rekening en risico. Het college handhaaft de oorspronkelijke beslissing van het CTG van 15 januari 2021.

Klacht naaste betrekking in beginsel ontvankelijk, tenzij sprake van bijzondere omstandigheden

ECLI:NL:TGZCTG:2022:153
Klacht tegen gz-psycholoog/psychotherapeut. De zoon van klager heeft zich voor behandeling bij de praktijk waar beklaagde werkzaam is aangemeld. Enkele weken na het eerste intakegesprek heeft beklaagde in verband met zijn vakantie de zorg overgedragen aan een collega-psycholoog. Kort voordat het tweede gesprek met deze collega zou plaatsvinden is de zoon door suïcide overleden. De verwijten van klager betreffen de behandeling van de zoon, de overdracht aan de collega voor de waarneming tijdens vakantie, het niet informeren van de nabestaanden over het onderzoek naar het incident, het niet voldoen aan de KNMG-richtlijn over inzagerecht nabestaanden en de aan de nabestaanden geboden nazorg. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht. Het is vaste rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege (CTG) dat het recht van een naaste betrekking om een klacht in te dienen over de behandeling van een overleden patiënt is afgeleid van de veronderstelde wil van de patiënt. Het is tevens vaste rechtspraak (zie ECLI:NL:TGZCTG:2015:372) dat het niet de taak van de tuchtrechter is om in een zaak waarin een naaste van een overleden patiënt een klacht indient, ambtshalve te onderzoeken of deze de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt. Dit betekent dat een klacht van een (directe) nabestaande in beginsel het oordeel rechtvaardigt dat die klager de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt. Er kunnen echter bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven hieraan te twijfelen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is het college niet gebleken.

Gegronde klacht tegen medisch adviseur bij zorgverzekeraar

ECLI:NL:TGZCTG:2022:146
Klacht tegen een revalidatiearts, als medisch adviseur werkzaam voor een zorgverzekeraar. Klagers behandelaar heeft bij verzekeraar toestemming gevraagd om klager in aanmerking te laten komen MSR-therapie. De revalidatiearts is werkzaam als medisch adviseur voor de verzekeraar. Tussen de behandelaar en de revalidatiearts is over en weer correspondentie gevoerd over nadere informatie die nodig was om de aanvraag te beoordelen. De revalidatiearts heeft op enig moment het dossier van klager definitief gesloten met als reden dat de behandelaar heeft geweigerd de gevraagde informatie aan te leveren. Klager verwijt de revalidatiearts dat hij 1. bij zijn handelen ten onrechte geen onderscheid heeft gemaakt tussen zijn rol als onafhankelijk medisch adviseur en de beslissingen van de verzekeraar; 2. heeft geweigerd vragen van klager en zijn behandelaar te beantwoorden; 3. de grenzen van zijn beroepsuitoefening niet in acht heeft genomen; 4. geen dossier heeft gevormd dat voldoet aan de eisen; 5. medische gegevens heeft opgevraagd zonder de noodzakelijkheid daarvan te onderbouwen; en 6. dat hij zijn advies niet heeft opgesteld aan de hand van de toepasselijke kwaliteitscriteria. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen 2, 3 en 5 gegrond en legt aan de revalidatiearts de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het principaal beroep van de revalidatiearts en verklaart het incidenteel beroep van klager ten aanzien van klachtonderdeel 6 gegrond en verklaart dit klachtonderdeel alsnog gegrond

Opstellen FML zonder fysiek onderzoek niet onzorgvuldig, niet tijdig reageren op e-mails van klaagster wel

ECLI:NL:TGZREIN:2022:44
Bedrijfsarts wordt onder meer verweten dat zij zonder fysiek onderzoek een FML heeft opgesteld en niet heeft gereageerd op een e-mail van klaagster waarin zij ingaat op de onjuistheden die er volgens haar in de FML staan. De bedrijfsarts heeft niet onzorgvuldig gehandeld door zonder fysiek onderzoek een FML op te stellen, aangezien zij over voldoende informatie beschikte. De bedrijfsarts is niet inhoudelijk ingegaan op de opmerkingen van klaagster op de FML. Van haar mag echter worden verwacht dat zij e-mails adequaat en tijdig beantwoordt of op andere wijze zorgdraagt voor een passende reactie. Deels gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

Incidenteel beroep vanwege termijn overschrijding niet-ontvankelijk

ECLI:NL:TGZCTG:2022:153
Klacht tegen gz-psycholoog/psychotherapeut. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht over de geboden nazorg gegrond, legt aan de beklaagde een berisping op en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. Het incidenteel beroep van beklaagde wordt wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk verklaard.

Artikel 73 lid 5 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt dat incidenteel beroep kan worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van een afschrift van het beroepschrift. Bij brief van het Centraal Tuchtcollege van 1 november 2021 is afschrift van het principaal beroepschrift, dat ook de gronden van het beroep bevatte, aan de gemachtigde van de gz psycholoog/psychotherapeut toegezonden. Dit betekent dat het incidenteel beroepschrift uiterlijk op 13 december 2021 had moeten zijn ontvangen. Het verweerschrift in het principaal beroep, tevens incidenteel beroepschrift, is op 16 december 2021 ingekomen. Het incidenteel beroepschrift is dus niet op tijd ontvangen. In dat kader wordt nog gewezen op artikel 5 van het Reglement van het Centraal Tuchtcollege (te vinden op de website van het Centraal Tuchtcollege) waaruit – net als uit de wet – blijkt, dat de termijn voor het instellen van incidenteel beroep start met de verzending van het principaal beroepschrift aan de verweerder. En hoewel normaalgesproken het incidenteel beroepschrift tegelijkertijd met het verweerschrift in het principaal beroep wordt ingediend, is dat geen vereiste. De (gemachtigde van de) gz psycholoog/psychotherapeut had op de hoogte kunnen en moeten zijn van de mogelijkheid om pro forma (dus nog zonder de gronden van het beroep te vermelden) incidenteel beroep in te stellen.

Klager niet ontvankelijk, omdat beroepsschrift niet de gronden bevat

ECLI:NL:TGZCTG:2022:152
Klacht tegen een arts, destijds werkzaam bij het UWV. De arts heeft klager in mei 2016 beoordeeld in het kader van een aanvraag voor een WIA-uitkering en hiervan een rapportage opgesteld. Klager verwijt de arts dat hij a. ten aanzien van de rapportage niet zorgvuldig heeft gehandeld, b. ongemotiveerd en onzorgvuldig stukken van behandelend specialisten en medisch informatie heeft genegeerd en c. ten tijde van het handelen geen verzekeringsarts was. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep, omdat het beroepschrift niet de gronden bevat waarop het beroep berust.

vorige overzicht

 

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven