27.09.2018
Kort geding en AOV
Een betaling van een arbeidsongeschiktheidsuitkering kan onder omstandigheden worden gevorderd in een kort geding procedure.
Het Gerechtshof Den Haag heeft zich onlangs, bij arrest van 11 september 2018, gebogen over een dergelijke vordering. Het arrest bevat een aantal interessante overwegingen over de mogelijkheden en grenzen om in een kort geding procedure aanspraak op een uitkering krachtens een arbeidsongeschiktheidsverzekering te maken.
De casus die aan het arrest ten grondslag ligt, is als volgt. Een exploitant van een autoglasservicebedrijf heeft zich arbeidsongeschikt gemeld bij zijn arbeidsongeschiktheidsverzekeraar wegens artrose aan de nekwervels, waarvoor hij een uitkering van 75% van het verzekerde bedrag ontving. Er is op een gegeven moment tussen de verzekerde en de verzekeraar een geschil ontstaan over een arbeidsdeskundig rapport, op basis waarvan de verzekeraar het standpunt had ingenomen dat het recht op uitkering verviel. De verzekerde is daarop een kort geding gestart.
De voorzieningenrechter heeft bij wijze van voorlopige voorziening een deel van de vorderingen van verzekerde toegewezen. De rechter was van oordeel dat het arbeidsdeskundig rapport geen stand hield en voorshands voldoende aannemelijk was gemaakt dat er sprake was van 65-80% arbeidsongeschiktheid. Verzekerde ontving vervolgens weer een uitkering van 75% van het verzekerde bedrag.
In hoger beroep heeft verzekerde integrale toewijzing van de vorderingen (o.a. een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering en een uitkering voor een tussenliggende periode) gevorderd.
Het hof heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft aangenomen dat een vordering tot betaling van een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar zijn aard spoedeisend is. Het hof vindt het ook voldoende aannemelijk dat een gemis aan inkomsten van 25% tot substantiƫle problemen kan leiden.
Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat zonder nader onderzoek niet met grote mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat in een bodemprocedure een hogere uitkering dan 75% zal worden toegekend. Naar het oordeel van het hof is in ieder geval nader onderzoek door een arbeidsdeskundige nodig. Een kort geding leent zich echter niet voor deskundigenonderzoek of bewijslevering. Het betoog van verzekerde dat in een nog op te stellen rapport nimmer conclusies over het verleden kunnen worden getrokken en dat dit meebrengt dat voor het verleden moet worden uitgegaan van 80-100% arbeidsongeschiktheid, is door het hof verworpen. De gevorderde uitkering van 75% voor een tussenliggende periode werd wel toegekend, omdat het hof het op basis van medische stukken en een rapport van de verzekeringsarts voldoende aannemelijk vond dat de klachten in de tussenliggende periode in ieder geval niet minder zijn geworden en dat in een bodemprocedure betaling van een uitkering van 75% zal worden toegewezen. Het restitutierisico werd niet zodanig groot geacht dat het aan toewijzing in de weg zou staan.