Nomen est (niet altijd) omen
De beklaagde in deze twee tuchtzaken staat als verpleegkundige en als Physician Assistant (PA) in het BIG-register geregistreerd. Zij is werkzaam als seksuoloog in een ziekenhuis. Een patiënt is door de uroloog wegens verminderde erecties na een trap in het kruis verwezen naar de beklaagde als PA in haar hoedanigheid van seksuoloog. Tijdens de behandeling ontstaat er tussen de patiënt en de beklaagde discussie over de behandeling en de gegeven adviezen, waaronder het voorschrijven van erectiepillen.
De patiënt dient een klacht in bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG) en spreekt de beklaagde aan in haar hoedanigheid van seksuoloog. Het RTG beoordeelt eerst of de patiënt in zijn klacht ontvankelijk is. De beklaagde staat weliswaar in twee hoedanigheden in het BIG-register-geregistreerd, maar niet als seksuoloog. De beoordeling door het RTG leidt tot twee afzonderlijke uitspraken.
Waar de klacht zich richt tegen de beklaagde als verpleegkundige, overweegt de voorzitter van het RTG dat haar feitelijke werkzaamheden niet kunnen worden gerekend tot het deskundigheidsgebied van een verpleegkundige. Zij heeft zich tegenover de patiënt ook enkel als PA gepresenteerd. Zij gebruikt in haar e-mailhandtekening, verslaglegging en brieven alleen de titel van PA. Dat betekent dat zij ten opzichte van de patiënt niet in haar hoedanigheid van verpleegkundige is opgetreden. De klacht, voor zover die is gericht tegen de beklaagde als verpleegkundige, is kennelijk niet-ontvankelijk (zaak no. 139).
Voor zover de klacht zich richt tegen de beklaagde als PA is als verweer aangevoerd dat een onderscheid zou moeten worden gemaakt tussen de psychosociale begeleiding van de patiënt, waarbij zij alleen als seksuoloog (en niet als PA) optrad, en het voorschrijven van erectiepillen, wat zij in haar hoedanigheid van PA heeft gedaan. De verpleegkundige stelt dat de patiënt slechts ontvankelijk is in de klacht, voor zover het haar handelen als PA betreft.
Het RTG komt in raadkamer tot de conclusie dat de klacht wèl in alle delen ontvankelijk is, nu hier sprake is van een vermenging van beide functies, die doorwerkt in alle consulten en contacten die er tussen de patiënt en de PA zijn geweest. Haar hoedanigheden bij deze contacten als seksuoloog en/of PA zijn niet van elkaar los te koppelen. Zo is de informatie die de PA van cliënt heeft ontvangen tijdens de consulten ook relevant geweest bij de beslissing om erectiepillen voor te schrijven. De klacht tegen de beklaagde in haar hoedanigheid van PA is mitsdien ontvankelijk en wordt na een inhoudelijke beoordeling ongegrond afgewezen (zaak no. 140).
In een eerdere blog De kleren van de keizer…, besprak ik een uitspraak van het RTG Zwolle over een klacht tegen een anesthesiemedewerker die deels verpleegkundige werkzaamheden verrichtte. De beklaagde in die zaak was niet BIG-geregistreerd als anesthesiemedewerker maar wel als verpleegkundige. In die zaak overwoog het RTG dat het feit dat een BIG-geregistreerd verpleegkundige in een andere hoedanigheid optreedt (zoals als in dat geval als anesthesiemedewerker) in beginsel niet uitsluit dat deze mede in de hoedanigheid van verpleegkundige handelt en daarop tuchtrechtelijk kan worden aangesproken. Ook in deze twee zaken is de benaming van de functie niet relevant voor de vraag of de tuchtrechter bevoegd is een klacht in behandeling te nemen. De werkzaamheden die de seksuoloog verrichtte waren volgens het RTG zodanig verweven met die van de werkzaamheden van een PA, dat deze hoedanigheden niet van elkaar zijn los te koppelen. Ook in deze zaak waren de feitelijke werkzaamheden van de zorgverlener doorslaggevend en niet de benaming van de functie. Elke baan is dan ook een zelfportret van de persoon die deze uitvoert.