Op vakantie leert men zijn vrienden kennen!
Centraal Tuchtcollege, 13 september 2023,
De klager in deze tuchtzaak is beroepschauffeur en rijdt op een vrachtwagen. Ten behoeve van de verlenging van zijn (gewoon en groot) rijbewijs dient klager bij het CBR een gezondheidsverklaring in. Uit die verklaring blijkt dat bij klager in het verleden een psychische stoornis is vastgesteld. Dit vormt voor het CBR reden om bij klager een psychiatrisch onderzoek te laten uitvoeren. De beklaagde psychiater doet onderzoek, vraagt informatie bij de behandelend sector op en doet laboratoriumonderzoek. Het labonderzoek toont een verhoogde CDT-waarde. Dit is een bloedwaarde voor alcoholgebruik gedurende een periode van twee tot drie weken voor de afnamedatum. De psychiater geeft een negatief advies aan de medisch adviseur van het CBR, als gevolg waarvan klager niet rijgeschikt wordt verklaard. De klager tekent bezwaar aan bij het CBR, waarna er een herbeoordeling door dezelfde psychiater plaatsvindt. Deze herbeoordeling mondt uit in een geschiktheidsadvies met een termijnbeperking voor beide rijbewijzen. Voor klager houdt dit in dat hij na een, twee en drie jaar opnieuw zal worden gekeurd en bij gebleken rijgeschiktheid (en dus niet in herhaling is vervallen) een verlenging van zijn rijbewijs zal krijgen van respectievelijk een, drie en tien jaar. De klager krijgt na dit advies na enkele dagen zijn rijbewijs van het CBR terug.
De klager dient een klacht in bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG). Het RTG toetst het advies van de psychiater aan het bekende rijtje van vijf (zie mijn eerdere blog ‘Aan welke vereisten moet een deskundigenrapport voldoen?’). Het RTG komt tot het oordeel dat de psychiater geen goed onderzoek heeft gedaan door onvoldoende rekening te houden met het feit dat klager tijdens de keuring vakantie had en zijn alcoholgebruik in de periode van het onderzoek en het laboratoriumonderzoek daardoor verhoogd was. De psychiater wordt gewaarschuwd.
De psychiater gaat naar het Centraal Tuchtcollege (CTG), dat in beroep tot een andere beslissing komt. De bij de klager geconstateerde CDT-waarde valt buiten de referentiepopulatie en binnen de populatie stoornis alcoholgebruik. Deze uitslag is voor het CBR doorslaggevend en op zichzelf voldoende reden om verlenging van het rijbewijs af te wijzen. Ten tijde van het bloedonderzoek had klager pas minder dan een week vakantie, zodat de verhoogde CDT-waarde – gelet op de referentieperiode van twee à drie weken – niet zonder meer te wijten was aan alcoholgebruik tijdens zijn vakantie. Bovendien heeft de psychiater tijdens het onderzoek (impliciet) meerdere CAGE-vragen gesteld en daarmee een zeker beeld gekregen van het alcoholgebruik van klager buiten de vakanties. Dit brengt het CTG tot het oordeel dat ook als de psychiater kennis had gedragen van het feit dat de klager ten tijde van het onderzoek vakantie had en er daarom sprake was van een hoger alcoholgebruik dan normaal, dit niet noodzakelijkerwijs tot een ander advies had geleid. Het beroep is gegrond. De klacht wordt alsnog afgewezen en de eerder opgelegde waarschuwing komt te vervallen.
Uit deze uitspraak kan worden opgemaakt, dat artsen die in opdracht van het CBR keuringen verrichten en adviezen over rijgeschiktheid uitbrengen tuchtrechtelijk kunnen worden getoetst. Behalve dat de tuchtrechter de rapporten en adviezen afzet tegen de toepasselijke CBR-richtlijnen, moeten deze ook behoorlijk zijn gemotiveerd en onderbouwd. De beste stellingen zijn immers van hout.