
Verjaring van de regresvordering van de verzekeraar
In het letselschadezaken is het geen uitzondering dat de benadeelde meerdere partijen kan aanspreken voor zijn schade. In dit soort zaken speelt regres een belangrijke rol: de partij die de schade van de benadeelde heeft vergoed, kan (onder voorwaarden) verhaal nemen op de overige hoofdelijke schuldenaren. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 9 september 2025 een interessant arrest gewezen over de verjaring van een dergelijke regresvordering.
Het gaat in deze zaak om het volgende. NN heeft de schade vergoed die een werknemer van haar verzekerde Ziggo op 20 september 2013 heeft opgelopen nadat hij ten val kwam op een parkeerterrein nabij evenementenlocatie Brothers waar Ziggo een bedrijfsfeest organiseerde. NN heeft namens Ziggo de schade van de werknemer pragmatisch en zonder erkenning van aansprakelijkheid afgewikkeld. Op 18 december 2020 heeft NN een eerste voorschot van € 25.000,- op de schade betaald en uiteindelijk heeft op 17 november 2021 met de werknemer een vaststellingsovereenkomst gesloten over de omvang van de schadevergoeding. NN heeft vervolgens op 18 november 2021 een slotbetaling aan de werknemer betaald van € 205.000,-.
Volgens NN is Brothers aansprakelijk voor deze schade en zij wil dat Brothers volledig aan haar vergoedt wat zij aan de werknemer heeft uitgekeerd. NN heeft Brothers op 3 januari 2020 aansprakelijk gesteld voor de staat waarin het terrein zich bevond en zich het recht voorbehouden regres te nemen. Brothers betwist mede-aansprakelijk te zijn voor de schade en zij meent bovendien dat de vordering van NN is verjaard.
In eerste aanleg heeft de rechtbank het beroep van Brothers op verjaring gehonoreerd en de vordering van NN om die reden afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de vordering van Ziggo op het moment van het versturen van de aansprakelijkstelling (op 3 januari 2020) al was verjaard, omdat de verjaringstermijn van vijf jaar na het ongeval destijds al was verstreken en omdat het vaststellen van de hoofdelijke aansprakelijkheid in de procedure om dezelfde reden ook niet meer mogelijk is.
Het gerechtshof is het hier niet mee eens en oordeelt dat de vordering van Ziggo op Brothers niet is verjaard. Hiertoe is volgens het gerechtshof van belang dat een regresvordering op grond van artikel 6:10 BW volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad pas ontstaat nadat een partij (hier: NN) meer heeft betaald dan haar eigen aandeel in de schade. Vanaf dat moment begint ook pas de verjaringstermijn van vijf jaar te lopen (volgens artikel 3:310 lid 1 BW).
Aangezien NN stelt dat Brothers de volledige schade die zij aan de werknemer heeft vergoed behoort te dragen, zijn twee regresvorderingen ontstaan: namelijk op het moment van de voorschotbetaling op 18 december 2020 en door de slotuitkering op 18 november 2021. Voor beide regresvorderingen geldt dat op de dagen erna de verjaringstermijnen van vijf jaren zijn aangevangen. NN heeft haar rechtsvorderingen op 14 september 2022 ingesteld (met de dagvaarding van Brothers) en dat is vóór het verstrijken van de verjaringstermijnen. Om deze reden is van verjaring geen sprake, aldus het gerechtshof.
Het gerechtshof overweegt verder dat hier niet aan af doet dat de vordering van de werknemer tot schadevergoeding jegens Brothers inmiddels is verjaard. De omstandigheid dat de werknemer geen schadevergoeding van Brothers meer kan afdwingen doordat deze vordering is verjaard, laat namelijk volgens het gerechtshof onverlet dat daartoe eventueel wel een natuurlijke verbintenis (in de zin van artikel 6:3 BW) van Brothers bestaat. Ook zonder betrokkenheid van de werknemer als procespartij kan in de procedure tussen NN en Brothers aan de hand van het tussen hen gevoerde partijdebat worden beoordeeld of ook op Brothers een (natuurlijke) verbintenis rust tot vergoeding van de schade van de werknemer. Is dat het geval, dan is Brothers op die grond naast Ziggo hoofdelijk aansprakelijk voor de schade van de werknemer. Voor zover die schade door NN namens Ziggo aan de werknemer is vergoed voor een groter deel dan waartoe Ziggo in de onderlinge verhouding tot Brothers gehouden was, komt aan NN – als in de rechten van Brothers getreden (‘gesubrogeerde’) verzekeraar – dan een rechtsvordering jegens Brothers toe op grond van de onderlinge bijdrageplicht van de hoofdelijke schuldenaren.