
Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht april 2023
Zorgverzekeringswet (Zvw)
Arrest van de Hoge Raad over de vraag hoe zorgverzekeraars die op grond van een restitutiepolis gehouden zijn de kosten van verzekerde zorg te vergoeden, kunnen beoordelen of de door de zorgaanbieder in rekening gebrachte kosten hoger zijn dan in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend is te achten (art. 2.2 lid 2, aanhef en onder b, Besluit zorgverzekering). De Hoge Raad overweegt dat het hof terecht ervan is uitgegaan dat een declaratie die behoort tot de 5% hoogste declaraties niet automatisch excessief is. Ook de methodiek waarvan het hof is uitgegaan, namelijk dat zorgverzekeraars om aan te kunnen tonen dat sprake is van onredelijk hoge kosten in kaart dienen te brengen welke bandbreedte van tarieven voor een specifieke behandeling als marktconform kan worden beschouwd en vervolgens wordt gekeken of de ingediende declaratie onredelijk afwijkt van deze bandbreedte, is niet in strijd met art. 2.2. lid 2 Bzv. De Hoge Raad bekrachtigt het arrest van het hof (ECLI:NL:GHARL:2021:9573).
Kort geding tussen een huisarts en zorgverzekeraar CZ. De huisarts heeft het passantentarief gedeclareerd voor de afname van PCR-tests. CZ heeft deze declaraties aangemerkt als valse declaraties en is een fraudeonderzoek gestart. CZ heeft de persoonsgegevens van de huisarts verwerkt in de gebeurtenissenadministratie, het intern verwijzingsregister, het incidentenregister, en het extern verwijzingsregister (zogenaamde frauderegisters). In deze procedure vordert de huisarts als voorlopige voorziening om CZ te bevelen om alle meldingen van de huisarts als fraudeur en vergelijkbare kwalificaties ongedaan te maken in de frauderegisters en bij de Nederlandse Arbeidsinspectie, met de mededeling dat de melding gebaseerd was op een onjuiste interpretatie van feiten en een onvoldragen onderzoek. De voorzieningenrechter overweegt dat Niet aannemelijk is geworden dat de verwerking van de persoonsgegevens van de huisarts in de frauderegisters en de mededeling aan de andere zorgverzekeraars door CZ lichtvaardig is gedaan en is gebaseerd op een onjuiste interpretatie van feiten. Daarbij komt dat CZ als zorgverzekeraar op grond van artikel 89 Zvw bevoegd is informatie, zoals de verwerking van persoonsgegevens, te delen met collega-zorgverzekeraars. De vorderingen van de huisarts worden afgewezen. Wel wijst de voorzieningenrechter uitdrukkelijk op het beperkte beoordelingskader en de voorlopige aard van de beslissing in kort geding.
Zorgverzekeringsrecht. Is de toepassing van budgetplafond zoals opgenomen in de tussen de zorgaanbieder en VGZ gesloten zorgovereenkomsten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar? De rechtbank overweegt dat de zorgaanbieder (GGZ-instelling) onvoldoende heeft gesteld ter onderbouwing van haar standpunt dat het hanteren van een budgetplafond op basis van een gemiddelde kostprijs per behandeling of een gemiddelde kostprijs per cliënt per jaar in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Wet langdurige zorg (Wlz)
ECLI:NL:GHDHA:2023:610
Hoger beroep kort geding. De zorgkantoren hebben het beroep van eisers (zorgaanbieders) op de hardheidsclausule afgewezen. In de procedure komt de vraag aan de orde of zorgkantoren verplicht zijn om zorgaanbieders die doelmatig werken een tarief aan te bieden waarmee de zorgaanbieders een kostendekkende exploitatie kunnen realiseren. Het hof overweegt dat de zorgaanbieders volgens de toepasselijke inkoopdocumentatie niet tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen het in de overeenkomst gehanteerde tariefsysteem. Uit dat systeem volgt dat een beroep op de hardheidsclausule (in verband met het ontbreken van een kostendekkend tarief) kan worden gepasseerd vanwege bestaand eigen vermogen. Dat van de zorgaanbieders desondanks niet kan worden gevergd dat zij voor het jaar 2023 het begrote exploitatieverlies financieren uit hun eigen vermogen hebben zij, in het kader van dit kort geding, onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Jeugdwet
Voorlopige voorziening. Uitleg artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder b, Jeugdwet. Wmo na bereiken 18e jaar behoudens uitzonderingen voorliggend op Jeugdwet.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de bedoeling van artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Jeugdwet niet om voortzetting van de Jeugdwet na het bereiken van het 18e jaar mogelijk te maken ondanks het feit dat ook de Wmo zou kunnen worden toegepast. De bedoeling is juist om te bepalen dat de Wmo niet behoort te worden toegepast op een minderjarige, voor wie ook een voorziening op grond van de Jeugdwet kan worden verstrekt. Deze uitleg is bovendien in overeenstemming met de algemene toelichting op de leeftijdsgrens van 18 jaar voor jeugdzorg, die is opgenomen in paragraaf 3.6 van de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet.
Privacy
Handhavingsverzoek. Appellant heeft SaVe verzocht om inzage in het volledige dossier dat het van hem en de kinderen heeft. Aappellant wordt niet gevolgd in het betoog dat hij op het moment dat hij het gezag weer uitoefent met terugwerkende kracht recht heeft op inzage in de gegevens van zijn kinderen uit de periode dat hij het gezag niet had. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat de AP mocht uitgaan van de mededeling van SaVe dat volledig aan het verzoek van appellant is voldaan omdat hij over de periodes voor en na de schorsing van het gezag meerdere keren inzage heeft gekregen in omvangrijke dossiers en hierover meerdere procedures zijn gevoerd en afspraken zijn gemaakt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het op de weg van appellant lag om een aanknopingspunt te leveren voor zijn stelling dat desondanks geen volledige inzage is gegeven. Het hoger beroep is ongegrond.
Samenwerking
ECLI:NL:RBLIM:2023:503
Geschil over afwikkeling samenwerking tussen medisch specialist en coöperatie orthopeden. Uitleg term ‘winstdeel’ in beëindigingsovereenkomst vrijgevestigde medisch specialist. Haviltex.
Huur- en zorgovereenkomst
ECLI:NL:GHARL:2023:3325
Hoger beroep kort geding. Scala (welzijn- en zorgorganisatie) huurt van Actium (woningcorporatie) een woning, die zij onderverhuurde aan een cliënt. Scala en Actium hebben in kort geding onder meer gevorderd de cliënt te veroordelen om de woning te ontruimen. Het hof merkt het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid aan als het verweer dat door de ontoerekeningsvatbaarheid deze ontbinding met haar gevolgen niet wordt gerechtvaardigd. Uit de in het geding gebrachte informatie kan het hof vooralsnog niet opmaken dat door een medisch deskundige is vastgesteld dat appellant onder invloed van een waanstoornis de medewerkster van Scala heeft mishandeld en het personeel van Scala met de dood heeft bedreigd. Appellant is in de strafprocedure bovendien volledig verantwoordelijk gehouden voor zijn handelen. Voorlopig oordelend acht het hof het gedrag van appellant op zichzelf en los van de toerekenbaarheid daarvan, voldoende ernstig om ontbinding en daarmee beëindiging van de begeleidingsovereenkomst, en daarmee van de onderhuurovereenkomst, te rechtvaardigen.
Het verweer dat er geen klik was tussen gedaagde en zijn hulpverlener is geen geldige reden voor gedaagde om de zorg te weigeren en om zijn afspraken met het Leger des Heils niet na te komen. Nu gedaagde zich aan de zorg van het Leger des Heils onttrekt, als gevolg waarvan het Leger des Heils de begeleiding van gedaagde heeft beëindigd, handelt gedaagde in strijd met de woonbegeleidingsovereenkomst.. Ontbinding en ontruiming toegewezen.