Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht maart 2023
Zorgverzekeringswet (Zvw)
ECLI:NL:RBDHA:2023:2685
Kort geding over een inkoopprocedure. Een aanbieder van wijkverpleging vordert dat een groep zorgverzekeraars haar een reëel tarief vergoedt voor de gecontracteerde zorg in 2023, dat hoger ligt dan het thans aangeboden tarief. In dit specifieke geval brengen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee dat de zorgverzekeraars bij hun handelen een bijzondere zorgvuldigheid in acht dienen te nemen jegens deze zorgaanbieder. Dat brengt mee dat zij haar een reëel tarief moeten bieden. Dat brengt echter niet mee dat zij gehouden zijn om voor de bepaling van de hoogte van het tarief aan te sluiten bij de kostenopgave van deze zorgaanbieder. De zorgverzekeraar mag een systeem hanteren waarbij het tarief voor 2022 het uitgangspunt is en waarop indexaties worden toegepast. De voorzieningenrechter oordeelt dat de zorgverzekeraars op één onderdeel van de toegepaste indexering hun bijzondere zorgplicht jegens de zorgaanbieder hebben geschonden, maar dat voor het overige een dergelijke schending niet aannemelijk is geworden.
ECLI:NL:GHDHA:2023:226
Tussen DSW en een huisarts loopt een procedure waarin DSW aanspraak maakt op terugbetaling van volgens haar onverschuldigd betaalde vergoedingen. Volgens DSW heeft de huisarts gefraudeerd. In die procedure heeft de rechtbank twee deskundigen benoemd om de gestelde fraude te onderzoeken. DSW vordert in dit kort geding dat de deskundigen inzage krijgen in (medische) gegevens van patiënten die in de onderzochte periode bij haar verzekerd waren, maar ook die van andere patiënten van de huisarts. Bereik artikel 87 Zorgverzekeringswet. Het Hof wijst de vordering alleen toe m.b.t. de patiëntendossiers van de patiënten die verzekerd waren bij DSW.
ECLI:NL:GHDHA:2023:331
Verzekerde, die een medische behandeling in het buitenland heeft ondergaan, heeft tegenover de verzekeraar op grond van de Zorgverzekeringswet geen recht op vergoeding van reis- en verblijfskosten, kosten van begeleiding en oppaskosten voor huisdier.
ECLI:NL:GHARL:2023:2522
Hoger beroep. Schadevorderingen en vorderingen uit onverschuldigde betaling van zorgverzekeraars tegen kaakchirurg wegens onrechtmatige declaraties. Verzwaarde stelplicht kaakchirurg, gelet op beslissingen van tuchtrechters en scheidsgerecht waarin de verwijten steun vinden. Het hoger beroep faalt.
ECLI:NL:RBDHA:2023:2101
Vordering logopedisten op zorgverzekeraars met betrekking tot de hoogte van de tarieven. Uitleg van de Bestuurlijke Afspraken tussen de beroepsgroep, Zorgverzekeraars Nederland en VWS. Geen juridisch afdwingbare afspraak dat na het uitgevoerde kostenonderzoek (meteen) kostendekkende tarieven worden betaald. Dat de aangeboden tarieven niet kostendekkend zijn, is bovendien niet voldoende onderbouwd.
ECLI:NL:RBLIM:2023:1892
Geschil over een tandartsrekening. Verzoek om een prijsindicatie te geven voor het plaatsen van een kroon is na summiere beoordeling als consult implantologie (code J010) in rekening gebracht. Vraag waarom niet code C003 is gebruikt (algemeen consult), temeer omdat de prijs daarvan haast drie keer lager is. Kantonrechter oordeelt dat tegenover de betwisting onvoldoende informatie over de te verwachten kosten is gegeven. Afwijzing vordering tot betaling van de factuur.
Wet langdurige zorg (Wlz)
ECLI:NL:RBAMS:2023:267
Eiser had een pgb op grond van de Wlz en koopt sinds 2020 zorg in bij zorgverlener Bea Zorg. Het zorgkantoor heeft de goedkeuring van de zorgovereenkomst van eiser met zorgverlener Bea Zorg ingetrokken omdat Bea Zorg een frauduleuze zorgverlener zou zijn.
Omdat Bea Zorg door de intrekking van de goedkeuring van de zorgovereenkomst geen zorg meer kan verlenen aan eiser en daardoor financieel wordt geraakt wordt zij als belanghebbende aangemerkt. Daarnaast kan Bea Zorg door het besluit worden geraakt in het recht op bescherming van haar reputatie en eer en goede naam (art. 8 EVRM).
In de Wlz, de Blz noch de Rlz is geregeld dat het zorgkantoor een eerder verleende goedkeuring van de zorgovereenkomst kan intrekken. De rechtbank is echter van oordeel dat in dit geval sprake is van een geïmpliceerde intrekkingsbevoegdheid van het zorgkantoor.
De intrekking van een eerder gegeven goedkeuring van de zorgovereenkomst is een belastend besluit. De bewijslast dat er zich gronden voordoen voor de intrekking ligt bij het bestuursorgaan. Daarin is het zorgkantoor niet geslaagd. Het uitgevoerde onderzoek had geen betrekking op het dossier van eiser. Het zorgkantoor kan controleren of de gedeclareerde zorg ook daadwerkelijk wordt en is geleverd en of de kwaliteit voldoende is en verantwoord is. Dit is evenmin gebeurd, terwijl de gevolgen van het bestreden besluit voor eiser zeer ingrijpend zijn. Beroepen gegrond. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en herroept het primaire besluit.
Jeugdwet
ECLI:NL:RBGEL:2023:966
Tussenvonnis in twee zaken ten aanzien van de Jeugdwet. Gemeente vordert op grond van wanprestatie schadevergoeding van twee jeugdhulpverleners, van wie de ene de schade wil verhalen op de andere. De rechtbank acht wanprestatie voorshands bewezen. De jeugdhulpverleners worden toegelaten om tegenwijs te leveren.
Opleiding en registratie
ECLI:NL:RVS:2023:1014
Stichting Regionaal Instituut voor Nascholing en Opleiding in de geestelijke gezondheidszorg in Zuid-Nederland heeft aan Silver te kennen gegeven tijdelijk geen psychologen die werkzaam zijn bij Silver toe te laten tot de opleidingen tot gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut. Silver is, na zich eerst (zonder succes) tot de burgerlijke rechter te hebben gewend, vervolgens een bestuursrechtelijke procedure gestart.
De Afdeling is van oordeel dat RINO Zuid geen publieke taak uitoefent zodat hieraan niet de status van bestuursorgaan wordt ontleend. Dat de opleidingen van psychologen van Silver alleen in aanmerking komen voor bekostiging via de beschikbaarheidsbijdrage als RINO Zuid Silver erkent als praktijkopleidingsinstelling maakt dit niet anders, omdat de bekostiging niet door RINO Zuid wordt gegeven. De rechtbank heeft zich dan ook terecht onbevoegd verklaard.
ECLI:NL:RVS:2023:1048
Het college van bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam heeft de inschrijving van studente voor de opleiding Geneeskunde beëindigd. De Afdeling overweegt dat gelet op alle uitgebreid gedocumenteerde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien (o.a. dat verschillende opleiders tijdens verschillende coschappen in verschillende ziekenhuizen hebben fundamentele zorgen geuit over haar gedrag), het college zich op het standpunt mocht stellen dat de studente met haar gedragingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van het beroep van arts waarvoor de opleiding opleidt. Het belang van de patiëntveiligheid heeft het college terecht zwaarder laten wegen dan het belang van de studente. Het beroep is ongegrond.
Medezeggenschap
ECLI:NL:GHAMS:2023:728
Zaak over de naleving door een instelling voor gehandicaptenzorg van een uitspraak van de LCvV waarbij is bepaald dat zij gehouden is een cliëntenraad in te stellen en die raad een medezeggenschapsregeling voor te leggen. Verzoekers hebben aan het verzoek aan de Ondernemingskamer ten grondslag gelegd dat het handelen van de instelling na de uitspraak van de LCvV in strijd is met de letter en de geest van die uitspraak. De instelling heeft zonder overleg met verzoekers een cliëntenraad ingesteld zonder het vereiste ‘maatwerk’. De Ondernemingskamer overweegt dat de omstandigheden, ook in samenhang bezien, niet de gevolgtrekking rechtvaardigen dat de instelling de uitspraak van de LCvV niet heeft nageleefd. Het verzoek wordt afgewezen.
ECLI:NL:GHAMS:2023:540
Beroep tegen uitspraak van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden waarbij is geoordeeld dat er onvoldoende aanleiding bestaat om de cliëntenraad te ontbinden; het beroep wordt door de Ondernemingskamer verworpen.
Woon-/zorgovereenkomst
ECLI:NL:RBAMS:2023:1443
Kort geding. Zorg- en huurovereenkomst omslagwoning. Gedaagde kan laatste stap naar zelfstandigheid/zelfredzaamheid niet zetten. Vanwege aanhoudende en ernstige overlast wordt de door de zorginstelling gevorderde ontruiming toegewezen.
ECLI:NL:RBAMS:2023:841
Aan het in rekening brengen van zogenaamde zorgservice ligt geen afspraak tussen partijen ten grondslag. Eerder ontvangen bedragen moeten worden terugbetaald.
Samenwerking/ arbeid
ECLI:NL:GHARL:2023:1707
Geschil tussen twee praktijkvennootschappen van anesthesiologen en de coöperatieve vereniging waarvoor zij werkzaamheden verrichten binnen Ziekenhuisgroep Twente, naar aanleiding van overstap naar organisatie van orthopeden. Geen overtreding non-concurrentiebeding. Ontzetting uit lidmaatschap van coöperatie en ontzegging aanspraken op earning-out regeling is in strijd met redelijkheid en billijkheid (art. 2:8 BW). Beide praktijkvennootschappen hebben recht op winstaandeel voor periode dat zij niet konden werken door schorsing/ontzetting.
ECLI:NL:GHSHE:2019:3137
Verzoek ontbinding arbeidsovereenkomst ziekenhuis-intensivist wegens verstoorde arbeidsverhouding tussen intensivist en andere medisch specialisten. Non-actiefstelling. Goed werkgeverschap. Vorderingen tot herstel dienstverband, subsidiair billijke vergoeding afgewezen. Wel schadevergoeding wegens non-actiefstelling.
ECLI:NL:RBDHA:2023:2686
Kort geding. De vordering van de vakbonden tot vergoeding van schade voor zorgpersoneel met post-COVID kan niet worden toegewezen in een zogenaamde collectieve actie-procedure. Of voor gedupeerde zorgmedewerkers een recht op vergoeding van schade bestaat moet van geval tot geval worden beoordeeld. Daarvoor is een beoordeling nodig aan de hand van ieders concrete situatie. De voorzieningenrechter heeft daarom geen oordeel gegeven over de vraag of, en in welke gevallen, de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. Ook is er geen juridische grond aan te wijzen die de Staat verplicht met de vakbonden in overleg te treden, zodat ook de daartoe strekkende vordering wordt afgewezen.
Overig
ECLI:NL:RBMNE:2022:6267
Opzegging huurovereenkomst bedrijfsruimte in ziekenhuis. Vervolg op tussenvonnis (ECLI:NL:RBMNE:2022:6266). Artikel 7:296 lid 1 sub b BW: niet aannemelijk geworden dat voortzetting van de exploitatie van het gehuurde door huurder gedurende renovatie ondoenlijk is. Ziekenhuis heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom het voortzetten van de huurovereenkomst het leveren van academische topzorg in gevaar zou brengen. Belangenafweging valt uit in voordeel huurder.
ECLI:NL:RBROT:2023:2368
Concentratietoezicht. De ACM heeft niet aannemelijk gemaakt dat de productmarkt de markt is voor het ter beschikking stellen van ambulante elektronische infuuspompen voor inzet in de thuissituatie. Hierdoor valt de marktafbakening weg en daarmee ook de grondslag waarop de ACM haar mededingingsrechtelijke analyse van de gevolgen van de concentratie heeft gebaseerd. Het beroep tegen de weigering van de vergunning voor de fusie wordt gegrond verklaard.
ECLI:NL:RBZWB:2023:1853
Vordering ex artikel 843a Rv jegens Stichting Amphia en het MSB Amphia om inzage te verschaffen in stukken die zien op grensoverschrijdend gedrag van een medisch specialist, waaronder de uitkomst van de onder de arts-assistenten gehouden enquête, de gegevens van de personen die (schriftelijke) verklaringen hebben afgelegd over het gedrag van die specialist alsmede de verslagen van de getuigenverhoren van de onderzoekscommissie van het MSB. Deze medisch specialist was de functioneel leidinggevende van verzoekster. Verzoekster stelt dat zij jarenlang op werk is blootgesteld aan (seksueel) grensoverschrijdend gedrag van de medisch specialist en zij heeft het Amphia en het MSB Amphia aansprakelijk gesteld voor de schade die zij als gevolg hiervan lijdt. De kantonrechter wijst de inzageverzoeken deels toe.
ECLI:NL:GHSHE:2023:944
Strafrechtelijke veroordeling GGZ-instelling tot een (voorwaardelijke) geldboete van € 19.500 wegens dood door schuld van een patiënte. De patiënte verbleef in 2013 in de instelling en werd behandeld met clozapine (risicovolle medicatie). Volgens het Hof heeft de GGZ-instelling niet gehandeld met de zorgvuldigheid die had mogen worden verwacht. Het Hof constateert ernstige tekortkomingen, waaronder dat de GGZ-instelling wist (althans moest weten) dat de bezetting ontoereikend was en de somatische zorg mogelijk tekortschoot en de werkdruk te hoog was; er niet voor heeft gezorgd dat er voldoende supervisie was voor de aios die net in opleiding was, terwijl bekend was dat er twijfels waren over het functioneren van de aios ; niet heeft getoetst of het medisch personeel voldoende bekwaam was om patiënten met clozapine te behandelen; en dat de instelling heeft nagelaten zorg te dragen voor continuïteit in de behandeling en/of goede samenwerking en/of communicatie tussen het medisch en verpleegkundig personeel.