Asbestemming
Het is geen vrolijk onderwerp, maar inherent aan het leven en juridisch niet altijd eenvoudig: het overlijden van een mens en de gevolgen daarvan.
Het overlijden van een mens levert niet zelden juridische problemen op. Meest bekend zijn de geschillen over de verdeling van de erfenis. Soms gaat het daarbij ook om de vraag of de overledene voorafgaand aan het overlijden nog wel in staat was om zelf beslissingen te nemen, bijvoorbeeld over de inhoud van een testament of over de verkoop van een woning. De jurisprudentie laat vele, soms pijnlijke voorbeelden zien van nabestaanden die elkaar bevechten. Niet zelden worden daarbij ook artsen betrokken, zoals huisartsen of specialisten ouderengeneeskunde, aan wie dan bijvoorbeeld inzage in het dossier van de overledene wordt gevraagd.
Ook zijn in de jurisprudentie voorbeelden te vinden van geschillen over de plaats van begraving, de kosten van de begrafenis of de bestemming van de as na een crematie. De werkelijkheid overtreft soms de fantasie.
Na het overlijden van een mens dient, zoals dat in juridische zin heet, lijkbezorging plaats te vinden. Verreweg de meeste overledenen in Nederland worden begraven of gecremeerd. In de Wet op de Lijkbezorging zijn daarover regels te vinden.
Onlangs verscheen in de jurisprudentie een uitspraak gewezen in een kort geding. Het ging om het volgende. Moeder was overleden en liet een echtgenoot en een dochter na. Echtgenoot is de stiefvader van dochter. De overledene was gecremeerd en de as bevond zich sindsdien in een urn in een crematorium. Dochter wilde een gedeelte van die as ten behoeve van het maken van een sieraad. Zij verzoekt haar stiefvader, die de crematie had geregeld, bij brief daaraan medewerking te verlenen, maar deze reageert niet. Daarop start dochter een kort geding. Stiefvader voert geen verweer en verschijnt ook niet op de zitting. Dan ligt toewijzing van de vordering, als onweersproken, voor de hand, uitzonderingen daargelaten.
Maar er is een kink in de kabel: zowel dochter als stiefvader blijken onder bewind te zijn gesteld. Dat betekent dat zij eigenlijk niet zelf mogen procederen, maar dat hun bewindvoerder dat zou moeten doen. Personen die onder bewind gesteld zijn worden namelijk beschermd, omdat zij zelf niet in staat zijn om hun vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Dus had wellicht niet de stiefvader, maar zijn bewindvoerder moeten worden opgeroepen.
Dat riep de vraag op of de as van de overledene toebehoorde aan de stiefvader. Nee, zegt de rechter, dat is niet zo. De as van de overledene is, eenvoudig gezegd, niet de eigendom van de stiefvader of van wie dan ook. Wel dient de as een bestemming te krijgen en dat dient te geschieden in overeenstemming met de (vermoedelijke) wens van de overledene. De rechter meent dat dochter voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar moeder zou wensen dat een gedeelte van haar as aan de dochter zou worden verstrekt. Haar vordering wordt dus toegewezen.
Interessant punt is nog wel of de as, als die wordt verwerkt in een sieraad, dan wel kan worden geduid als een goed waarop rechten rusten.
Vindplaats uitspraak: ECLI:NL:RBNNE:2020:661