Hoge Raad: medische gegevens en het medisch aansprakelijkheidsrecht
Afgelopen vrijdag wees de Hoge Raad twee langverwachte arresten over de medische machtiging en het medisch advies in medische aansprakelijkheidskwesties.
Toestemming patiënt vereist voor inzage in het medisch dossier bij buitengerechtelijke afhandeling
In de eerste zaak beantwoordt de Hoge Raad prejudiciële vragen over de buitengerechtelijke afhandeling van een aansprakelijkstelling. Meer specifiek staat in deze zaak centraal of 1) een behandelend jurist van het ziekenhuis of diens aansprakelijkheidsverzekeraar zonder toestemming van de patiënt inzage kan krijgen in het medisch dossier, en 2) of er zonder een dergelijke toestemming een inhoudelijk standpunt moet worden ingenomen omtrent de aansprakelijkheid. De Hoge Raad beantwoordt die vragen ontkennend en overweegt daartoe, kort gezegd, als volgt.
De artikelen 9 lid 1 AVG, 88 Wet BIG én 7:457 lid 1 BW bevatten een verbod om medische gegevens over een patiënt te verstrekken aan een ander dan een patiënt, zodat medische gegevens enkel mogen worden verstrekt, indien deze verstrekking berust op de expliciete en rechtsgeldige toestemming van de patiënt. Om als jurist in de buitengerechtelijke fase inzage te kunnen krijgen in het medisch dossier, moet er ingevolge het tweede lid van artikel 8 EVRM en het eerste lid van artikel 7:457 BW een wettelijke grondslag bestaan.
In dit arrest wordt afgesloten met de overweging dat wanneer de patiënt zich ertegen verzet dat zijn medische gegevens aan een ander worden verstrekt en weigert een medische machtiging te verstrekken, dat de aansprakelijk gestelde hulpverlener dan géén inhoudelijk standpunt behoeft in te nemen over de aansprakelijkstelling. Van een hulpverlener kan niet worden verlangd dat hij een inhoudelijk standpunt inneemt zonder in de gelegenheid te zijn geweest dit standpunt met de jurist te bepalen, aldus de Hoge Raad.
De Hoge Raad volgt met dit arrest het advies van de advocaat-generaal Hartlief.
Patiënt heeft géén recht op inzage van het advies van de medisch adviseur
De tweede zaak ziet op de vraag of een patiënt op grond van de bepalingen uit afdeling 7.7.5 BW recht heeft op inzage van het advies van de medisch adviseur van het ziekenhuis of diens aansprakelijkheidsverzekeraar. Ook die vraag wordt door de Hoge Raad ontkennend beantwoord.
In deze zaak ging het om een patiënte die het ziekenhuis aansprakelijk had gesteld en verzocht om inzage in het advies van de medisch adviseur van de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis. De aansprakelijkheidsverzekeraar weigerde dat, waarna eerst het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg en vervolgens het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (‘CTG’) zich hierover moest buigen.
Het CTG was van oordeel dat de patiënte geen beroep kon doen op het inzagerecht van afdeling 7.7.5 BW, omdat in deze kwestie de aard van de rechtsbetrekking zich tegen toepasselijkheid van het inzagerecht verzet. Het ziekenhuis en diens aansprakelijkheidsverzekeraar hebben immers het recht een partijdeskundige in te schakelen en hun verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden. Door de procureur-generaal werd tegen het oordeel van het CTG cassatie in het belang der wet ingesteld, waarna de Hoge Raad zich over dit onderwerp een oordeel vormde.
De Hoge Raad is van oordeel dat de beslissing van het CTG op onjuiste gronden berust. De Hoge Raad oordeelt dat het geven van advies over de vraag of een geneeskundige behandeling volgens de regels van de geneeskunst is verlopen, zelf geen handeling is op het gebied van de geneeskunst als bedoeld in artikel 7:446 lid 1 BW. Deze zienswijze wijkt af van de redenering van het CTG. De advisering over de vraag of een geneeskundige behandeling volgens de regels van de geneeskunst is verlopen, heeft slechts betrekking op het handelen van de behandelaars en is niet een handeling “rechtstreeks betrekking hebbende op” de patiënt, aldus de Hoge Raad.
Wel is de Hoge Raad het met het CTG eens dat een patiënt geen recht heeft op inzage met betrekking tot de bevindingen van de medisch adviseur van het ziekenhuis of diens aansprakelijkheidsverzekeraar. Dit recht kan niet worden ontleend aan de bepalingen uit afdeling 7.7.5 BW.