Home Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht juni/juli 2022

Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht juni/juli 2022

Samengesteld aan de hand van: https://tuchtrecht.overheid.nl:

Schending informed consent

ECLI:NL:TGZRAMS:2022:67
Klacht tegen een tandarts. Verweerder heeft een reeds lopende behandeling van klaagster van een plots uit de praktijk vertrokken collega overgenomen. Klaagster verwijt verweerder (1) dat verweerder zonder overleg en toestemming de behandeling heeft uitgevoerd, (2) de behandeling onzorgvuldig heeft verricht en (3) de behandeling zo heeft uitgevoerd dat het een traumatische ervaring is geweest. Het college acht het eerste klachtonderdeel gegrond. Gezien het summiere behandelplan van de collega-tandarts dat meerdere invullingen openliet, had op de weg van verweerder gelegen om de behandeling te bespreken met klaagster om te bepalen of de verwachtingen van beiden hetzelfde waren. Het college acht de overige twee klachtonderdelen ongegrond. Dat klaagster de behandeling onzorgvuldig acht, vindt zijn grondslag in het verschil van opvatting over het te bereiken resultaat. Waarschuwing.

Schending informed consent van geen Nederlands sprekende plastisch chirurg: doorhaling

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:75
Klacht tegen plastisch chirurg. Klaagster wenste overtollige huid aan de hals te laten behandelen. Zij is tweemaal door beklaagde behandeld  en is niet tevreden met het resultaat. Klaagster wijt dit onder meer aan communicatieproblemen omdat beklaagde Duits en geen Nederlands spreekt. Beklaagde erkent dat er een communicatieprobleem was, maar zegt dat dit voldoende was gecompenseerd door hulp van een consulente verbonden aan de kliniek. Hij ontkent klaagster onjuist te hebben behandeld. Het college acht aannemelijk dat er miscommunicatie is geweest. Het college neemt voorts aan dat beklaagde bij de tweede ingreep in strijd met de richtlijn geen pre-operatief gesprek met klaagster heeft gehad. Het college kan niet af gaan op de desbetreffende, in het Nederlands gestelde aantekening in het dossier, nu beklaagde deze niet zelf kan hebben geschreven en deze qua inhoud in ieder geval deels op een andere patiënt betrekking lijkt te hebben. Het college oordeelt dat geen informed consent tot stand is gekomen. Klacht in zoverre gegrond. Geen aanwijzingen dat de ingrepen als zodanig verkeerd zijn uitgevoerd. Het college overweegt dat het merendeel van de Nederlandse patiënten het Duits onvoldoende beheerst om medische kwesties voldoende te begrijpen. Nu beklaagde geen Nederlands spreekt, niet doordrongen blijkt van de noodzaak daartoe en niet aangeeft dat hij daaraan werkt acht het college de patiëntveiligheid in Nederland in gevaar. Doorhaling en voorlopige voorziening.

Schending beroepsgeheim bij melding aan Veilig Thuis

ECLI:NL:TGZRAMS:2022:109
Deels gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij zonder toestemming onjuiste informatie aan Veilig Thuis (VT) heeft verstrekt. Het college oordeelt dat de verstrekte informatie niet onjuist is, maar dat de wijze waarop de informatie is verstrekt onzorgvuldig is geweest. Doordat de informatie mondeling is verstrekt, heeft klaagster niet de mogelijkheid gehad om toestemming te geven, of de informatie vooraf of achteraf in te zien. Bovendien is de informatie pas acht maanden na de melding aan VT verstrekt, terwijl de behandeling vrijwel was afgerond en de melding in eerste instantie was bedoeld om VT in lead te brengen. Klacht deels gegrond, waarschuwing.

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:104
Klaagster en haar ex-partner zijn verwikkeld in een lastige echtscheidingsprocedure. De ex-partner wordt begeleid door de POG-GGZ verpleegkundige, werkzaam in de praktijk van beklaagde. Er hebben bemiddelingsgesprekken plaatsgevonden tussen de POH-GGZ verpleegkundige, klaagster en de ex-partner van klaagster. Naar aanleiding van deze gesprekken geeft de POH-GGZ verpleegkundige aan dat zij een melding gaat doen bij Veilig Thuis. De POH-GGZ verpleegkundige heeft de melding vervolgens online gedaan. Vanwege een hectische dag in de huisartsenpraktijk en de aankomende vakantie van de POH-GGZ verpleegkundige heeft beklaagde de melding niet gezien. Ook klaagster zelf was niet op de hoogte van de inhoud van de melding.Klaagster wordt op de hoogte gesteld van de inhoud van de melding door de inhoud hiervan op te vragen bij Veilig Thuis. Omdat er naar haar mening irrelevante, onjuiste medische en persoonlijke informatie is gedeeld met Veilig Thuis stelt klaagster dat beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college verklaart de klacht gegrond en legt beklaagde een waarschuwing op.

Schending beroepsgeheim gz-psycholoog bij verstrekken informatie aan bedrijfsarts

ECLI:NL:TGZRAMS:2022:110
Klacht tegen GZ-psychologe wegens schending beroepsgeheim. Gegrond. Berisping. Klaagster was uitgevallen op haar werk in verband met psychische klachten. Via de bedrijfsarts is zij in contact gekomen met een bedrijf dat zich richt op re-integratie van werknemers met psychische klachten. Dit bedrijf heeft klaagster in contact gebracht met verweerster. Na een kennismakingsgesprek via videobellen hebben een aantal behandelsessies plaatsgevonden. Pas veel later, bij haar WIA-aanvraag, zag klaagster dat contactverslagen van deze sessies via voormeld bedrijf naar haar bedrijfsarts waren gezonden. Verweerster meent dat de destijds online besproken machtiging – die door de COVID situatie niet door klaagster kon worden ondertekend – hiervoor een afdoende grondslag vormde. Klaagster, zelf ook psychologe, meende dat dit eerst met haar zou moeten worden overlegd. Het college oordeelt dat voordat vertrouwelijke (medische) persoonsgegevens aan derden worden doorgestuurd, hieraan een voldoende uitdrukkelijke en welbepaalde toestemming van de betrokkene aan ten grondslag moet liggen. De gegevensverstrekking dient op transparante wijze te gebeuren en mag niet verder strekken dan noodzakelijk. Met een vooraf gegeven machtiging kan aan deze eisen over het algemeen niet worden voldaan. Vorenbedoeld bedrijf kan als opdrachtgeefster van verweerster ten opzichte van klaagster als derde worden aangemerkt. Verweerster heeft nagelaten voldoende te waarborgen dat vertrouwelijk met de gegevens van klaagster werd omgegaan. Het college acht daarom de klacht gegrond en de maatregel van een berisping op zijn plaats.

Verantwoordelijkheidsverdeling supervisor/arts-assistent gynaecologie

ECLI:NL:TGZREIN:2022:33
Gynaecoloog. Litteken eerdere keizersnede. Uterusruptuur (scheuring baarmoeder) bij bevalling. Superspoedkeizersnede. Zuurstoftekort baby door placentaloslating. Baby kort na bevalling overleden. Ook klacht tegen vier andere zorgverleners. Klachten: onvoldoende toezicht als supervisor op ANIOS en had eerder naar ziekenhuis moeten komen. Ook verwijten van organisatorische aard. College: supervisie voldoende, klacht over eigen handelen ongegrond. Organisatorische verwijten ongegrond. Ongegrond.

Verantwoordelijkheidsverdeling arts-assistent gynaecologie, verloskundige en supervisor

ECLI:NL:TGZREIN:2022:34
Arts-assistent niet in opleiding tot specialist (ANIOS) gynaecologie. Litteken na eerdere keizersnede. Uterusruptuur (scheuring baarmoeder) bij bevalling. Superspoedkeizersnede met supervisor. Zuurstoftekort baby door placentaloslating. Baby kort na bevalling overleden. Ook klacht tegen vier andere zorgverleners. Klachten: niet goed gereageerd op alarmsignalen en medisch dossier aangepast om dat te verbergen. College: voldoende overleg met verloskundige en supervisor/gynaecoloog, voldoende aandacht alarmsignalen. Aanpassing medisch dossier niet transparant; zo niet toegestaan. Gegrond. Geen maatregel. Geen kostenveroordeling.

Gegronde klacht tegen SEH-arts/supervisor

ECLI:NL:TGZCTG:2022:122
Klacht tegen SEH-arts. Klager kwam met krampende pijn in zijn voet, enkel en onderbeen naar de spoedeisende hulp (SEH). De arts-assistent van de SEH heeft een echo van de lies en het been aangevraagd. Een radioloog heeft de echo gemaakt en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen waren voor een diep veneuze trombose. De arts-assistent heeft vervolgens overlegd met de SEH-arts, die die avond zijn supervisor was. Nadien is klager na telefonisch overleg met de internist naar huis gestuurd. Enkele dagen later bleek dat sprake was arteriële trombose. Klager verwijt de SEH-arts dat hij als supervisor heeft nagelaten om aan de radioloog opdracht te geven om met behulp van een CT‑angiografie onderzoek te doen naar een mogelijke arteriële oorzaak van zijn klager. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel 1 alsnog gegrond en legt aan de SEH-arts een berisping op.

Voldoende invulling aan taak als supervisor: andere diagnose niet tuchtrechtelijk verwijtbaar

ECLI:NL:TGZRAMS:2022:75
Klacht tegen een neuroloog. Verweerder is supervisor van zijn collega die bij klager de diagnose focale epilepsie heeft gesteld. Klager verwijt verweerder dat hij (en zijn collega) bij het stellen van de diagnose epilepsie onzorgvuldig en ondeskundig hebben gehandeld. Daarnaast was de nazorg en de communicatie na de diagnose zeer matig. Volgens het college mocht de collega van verweerder, op basis van het door hem uitgevoerde onderzoek, in redelijkheid tot de diagnose focale epilepsie komen. Verweerder heeft in voldoende mate invulling gegeven aan zijn taak als supervisor door de bevindingen en het te voeren beleid te bespreken met zijn collega en te accorderen. Dat de arts die een second opinion uitvoerde tot een andere diagnose kwam, betekent niet dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de diagnose die door zijn collega was gesteld te onderschrijven. Wat betreft de nazorg en de communicatie komt het college tot de conclusie dat verweerder niks te verwijten valt. Klacht kennelijk ongegrond.

Aanpassing medisch dossier niet transparant

 ECLI:NL:TGZREIN:2022:34 (alleen interessant voor zover uitspraak gaat over verantwoordelijkheidsverdeling arts-assistent/verloskundige, dossierplicht/aanvulling medisch dossier)

Arts-assistent niet in opleiding tot specialist (ANIOS) gynaecologie. Litteken na eerdere keizersnede. Uterusruptuur (scheuring baarmoeder) bij bevalling. Superspoedkeizersnede met supervisor. Zuurstoftekort baby door placentaloslating. Baby kort na bevalling overleden. Ook klacht tegen vier andere zorgverleners. Klachten: niet goed gereageerd op alarmsignalen en medisch dossier aangepast om dat te verbergen. College: voldoende aandacht alarmsignalen. Aanpassing medisch dossier niet transparant; zo niet toegestaan. Gegrond. Geen maatregel. Geen kostenveroordeling.

Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/mag-een-zorgverlener-het-medisch-dossier-aanpassen/

Aanvulling eigen aantekeningen in medisch dossier tijdens dienst toegestaan

ECLI:NL:TGZREIN:2022:36
Verpleegkundige. Litteken na eerdere keizersnede. Uterusruptuur (scheuring baarmoeder) bij bevalling. Superspoedkeizersnede. Zuurstoftekort baby door placentaloslating. Baby kort na bevalling overleden. Ook klacht tegen vier andere zorgverleners. Klachten: toediening medicatie zonder toestemming, schending informatieplicht en dossierplicht. College: veronderstelde toestemming medicatie, geen informatieplicht, aanvullen eigen aantekeningen medisch dossier tijdens dienst toegestaan. Ongegrond.

Grensoverschrijdend gedrag

ECLI:NL:TGZRAMS:2022:82
Klacht grensoverschrijdend gedrag. Schorsing. De kern van de klacht betreft seksueel misbruik door de verpleegkundige. De verpleegkundige erkent een (seksuele) relatie te hebben gehad met klager. De verpleegkundige wist wel dat zij geen relatie mocht aangaan met een cliënt tijdens de behandelrelatie, maar zij heeft pas na de melding bij de inspectie kennisgenomen van het protocol en de gedragscode. Het college overweegt dat van seksueel misbruik niet alleen sprake is bij dwang, maar ook als seksueel contact plaats heeft binnen een afhankelijkheidsrelatie. De verpleegkundige geen toereikende afkoelingsperiode in acht genomen en, in strijd met de gedragsregels, van de relatie ook geen melding gemaakt bij de instelling. De verpleegkundige heeft daarom gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens de cliënt had behoren te betrachten. Dat de verpleegkundige klager zou hebben voorgelogen of valse aangifte zou hebben gedaan, kan het college niet vaststellen. Klager verwijt de verpleegkundige ook dat zij hem geen verdere uitleg wil geven, zodat hij de relatieperiode kan afsluiten. Uit de door de verpleegkundige overgelegde stukken is voldoende aannemelijk geworden dat klager daarna verschillende strafbare feiten jegens de verpleegkundige heeft gepleegd. Gelet daarop kan redelijkerwijs niet meer van haar worden gevergd dat zij nog met klager in gesprek gaat. Deze klachtonderdelen zijn alle ongegrond. Wat betreft de maatregel overweegt het college dat het voor de veiligheid en het welzijn van cliënten/patiënten noodzakelijk is dat een zorgverlener de professionele grenzen van de beroepsgroep respecteert en in acht neemt. Dit geldt in het bijzonder voor een verpleegkundige die werkzaam is in de geestelijke gezondheidszorg – en in dit geval in een forensisch-psychiatrische instelling –, vanwege de verhoogde kwetsbaarheid van de aan haar zorg toevertrouwde cliënten. De ernst van de verweten gedragingen rechtvaardigt als uitgangspunt, vanwege het gevaar voor cliënten en de nadelige gevolgen voor de cliënt in dit concrete geval, een maatregel die een beroepsbeperking meebrengt, zoals een schorsing. De inspectie heeft ook een klacht ingediend tegen de verpleegkundige in verband met deze zaak, bekend onder zaaknummer A2021/3865, die op dezelfde zitting afzonderlijk is behandeld. Omdat het in deze zaak en in de door de inspectie ingediende tuchtklacht om hetzelfde feitencomplex gaat, zal het college in deze zaak – evenals in die andere zaak – de helft van de genoemde duur van de schorsing opleggen.

ECLI:NL:TGZRAMS:2022:101
Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Het staat vast dat er sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag door een seksuele relatie aan te gaan met een voormalig patiënte in de periode direct na de behandeling. De verpleegkundige heeft inzicht in zijn handelen getoond en het college acht de kans op herhaling gering. Klacht gegrond, voorwaardelijke schorsing van een jaar, met een proeftijd van twee jaar.

Zie ook deze blog: https://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2022/ECLI_NL_TGZRAMS_2022_101

Verpleegkundige had nieuwe werkgever over reden van ontslag vorige werkgever (grensoverschrijdend gedrag) moeten informeren

ECLI:NL:TGZRAMS:2022:99
Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Het staat vast dat er sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag door het bewaren van pornografisch beeldmateriaal op het werkaccount van de verpleegkundige. De verpleegkundige heeft zich ook niet aan de afkoelingsperiode gehouden door (seksueel) contact met een ex-patiënte. Het is de verpleegkundige niet gelukt om het college ervan te overtuigen dat hij zich verder en in voldoende mate blijft ontwikkelen en er alles aan zal doen om herhaling te voorkomen. Klacht gegrond, doorhaling en directe schorsing van de bevoegdheden.

Klagende collega-arts niet-ontvankelijk vanwege ontbreken concreet eigen belang dat verband houdt met individuele gezondheidszorg vereist

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:71
Klacht van apotheker tegen collega-apotheker. Geen concreet eigen belang dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg. Klager heeft niet onderbouwd op welke punten zijn patiënten zijn of worden benadeeld ten opzichte van andere patiënten in de regio. De enkele stelling dat zijn patiënten niet van de voordelen van eventuele samenwerkingsafspraken zullen profiteren is onvoldoende. Zonder nadere concretisering is niet inzichtelijk gemaakt dat met de gevolgen die het (gestelde) handelen van beklaagde voor klager heeft (gehad) ook de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg is of wordt geraakt. Klager niet-ontvankelijk.

Deze klacht hangt samen met klachten tegen andere collega-apothekers: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:72 en ECLI:NL:TGZRZWO:2022:74

Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/collega-vs-collega/

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:76
Klager is bedrijfsarts. De klacht is ingediend tegen een UWV-arts die betrokken is geweest bij een deskundigenoordeel. Hij verwijt beklaagde onder meer dat deze negatieve kwalificaties over het medisch handelen van klager bezigt. Professioneel verschil van inzicht. De voorzitter verklaart klager niet ontvankelijk.

Ontvankelijkheid: terughoudendheid geboden met aannemen van bijzondere omstandigheden dat nabestaande niet de wil van de patiënt vertegenwoordigt

ECLI:NL:TGZCTG:2022:138
Klacht tegen arts. Klaagster is de weduwe van patiënt. Patiënt is na een herseninfarct opgenomen in het ziekenhuis en aansluitend opgenomen in een revalidatiecentrum. Klaagster verwijt de arts dat is besloten tot een klinische revalidatie in het revalidatiecentrum, zonder patiënt te informeren over de mogelijkheden van een poliklinische revalidatie en zonder klaagster te betrekken in de besluitvorming. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster deels niet-ontvankelijk in haar klacht, omdat gerede twijfel bestaat dat zij de veronderstelde wil van patiënt vertegenwoordigt, en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klaagster wél in de klacht kan worden ontvangen, omdat terughoudend moet worden omgegaan met het aannemen van bijzondere omstandigheden waarbij wordt aangenomen dat de nabestaande niet de wil van de patiënt vertegenwoordigt. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht vervolgens ongegrond.

Broer en zus van patiënte niet-ontvankelijk in klacht tegen specialist ouderengeneeskunde

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:96
Klacht tegen een ouderengeneeskundige. Klagers zijn de broer en zus van de patiënte over wie de klacht gaat. De ouderengeneeskundige wordt diverse verwijten gemaakt over hoe zij patiënte en klagers zou hebben behandeld. Het is tijdens deze procedure niet duidelijk geworden hoe patiënte zelf over de klacht denkt en in hoeverre zij wel of niet bekwaam is ter zake van het (laten) indienen van een klacht. Daarnaast geldt dat er een professionele curator is aangesteld voor patiënte en (ook) niet is gebleken dat deze de klacht ondersteunt. De betreffende curator is aangesteld, nadat een van de klagers als curator werd ontslagen door de kantonrechter wegens onvoldoende functioneren. Al met al is niet gebleken dat klagers klachtgerechtigd zijn. Het college verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht.

Klaagster niet-ontvankelijk voor zover zij in beroep een nieuwe klacht naar voren brengt

ECLI:NL:TGZCTG:2022:119
Klacht tegen een anesthesioloog. Klaagster is in verband met chronische pijnklachten aan het rechteroog voor multidisciplinaire diagnostiek op het multidisciplinair spreekuur van de pijnpolikliniek geweest. Zij is daar onder meer gezien door de anesthesioloog. Klaagster verwijt de anesthesioloog dat hij (met de andere behandelaren) een advies heeft opgesteld dat niet ziet op de reden van haar verwijzing en de vooraf door haar ingevulde vragenlijsten niet bij zijn onderzoek heeft betrokken. Klaagster voelt zich door de behandelaren niet serieus genomen. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep voor zover zij een nieuwe klacht in beroep naar voren brengt, en verwerpt het beroep voor het overige.

Geen maatregel vanwege overtuigend getoonde inzicht in veranderingen in handelwijze

ECLI:NL:TGZREIN:2022:30
MDL-arts wordt onder meer verweten hoe hij klaagster heeft bejegend. De MDL-arts had anders moeten reageren op de weerstand die klaagster had tegen de diagnostische behandeling en niet dwingend en intimiderend moeten proberen een doorbraak te forceren. De MDL-arts heeft ook daarna volhard in een confronterende houding wat leidde tot een verder verlies aan vertrouwen en beschadiging van de behandelrelatie. Omdat de MDL-arts op overtuigende wijze inzicht heeft gegeven in de veranderingen in zijn handelwijze als arts èn als persoon, wordt geen berisping opgelegd. Deels gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/een-dokter-met-een-off-day/

Niet-ontvankelijk, ne bis in idem

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:93
Voorzittersbeslissing. Ne bis in idem; art. 51 Wet BIG. Klaagster heeft eerder geklaagd tegen dezelfde gynaecoloog. De klacht werd door het RTG ongegrond verklaard. Het hiertegen door klaagster ingediende hoger beroeps werd door het CTG wegens onvoldoende duidelijk omschreven gronden niet-ontvankelijk verklaard. De voorzitter oordeelt dat er nu over hetzelfde handelen wordt geklaagd als in de eerdere procedures, ook al wordt dit enigszins anders verwoord. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Werkgever geen rechtstreeks belanghebbende bij klacht tegen verzekeringsarts UWV die werknemer heeft beoordeeld

ECLI:NL:TGZCTG:2022:136
Een werkgever dient een tuchtklacht in tegen een verzekeringsarts van het UWV die een deskundigenoordeel heeft gegeven. Achtergrond is een arbeidsrechtelijk geschil tussen werkgever en werknemer over de arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de werkgever niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende, als bedoeld in art. 65, lid 1, onder a, van de Wet BIG, en dat ook geen sprake is van een opdrachtgeversrelatie, als bedoeld in art. 65, lid 1, onder b, van die wet. Dit betekent dat de werkgever niet klachtgerechtigd is en dus terecht in zijn klacht niet-ontvankelijk is verklaard.

Vader 17-jarige zoon niet-ontvankelijk, zoon zelf bevoegd tot indienen klacht (artikel 7:447 lid 3 BW), niet gebleken van machtiging

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:100
Klager is de vader van de, ten tijde van de indiening van de klacht, 17-jarige zoon.  Klager heeft aangegeven dat de zoon niet op de hoogte was van de inhoud van de klacht, dat hij de inhoud van de klacht niet heeft gelezen en erg beïnvloedbaar is. Eveneens is de zoon niet ter zitting verschenen. Uit artikel 7:447 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek vloeit voort dat de minderjarige patiënt die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, zelf bevoegd is een klacht in te dienen. Hiermee is de bevoegdheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige om als zodanig te klagen, vervallen. Nu eveneens niet is gebleken dat klager als gemachtigde van de zoon is opgetreden, omdat de zoon niet op de hoogte was van de inhoud van de klacht en het college bovendien niet is gebleken dat de zoon zelf klachten had over het optreden van beklaagde kan klager niet als rechtstreeks belanghebbende, noch als gemachtigde van de zoon  worden beschouwd. Op grond hiervan verklaart het college klager niet-ontvankelijk.

vorige overzicht

 

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven