Zwijgcontract was geen zwijgcontract
In 2016 ontstond veel ophef over het plotseling overlijden van een een 21-jarige man in het ziekenhuis Tergooi. De man had zich tot het ziekenhuis gewend met pijnklachten in de borststreek en ernstige vermoeidheid. Hij werd opgenomen, waarbij een misverstand ontstond over de vraag of er wel of geen sprake was van een pneumothorax. Hij werd slechts gezien door arts-assistenten, niet door een medisch specialist. De man overleed korte tijd na opname.
De genoemde ophef ontstond vooral toen in de publiciteit kwam dat het ziekenhuis met de moeder van de man een vaststellingsovereenkomst had gesloten in het kader van een financiële vergoeding aan de moeder. In die vaststellingsovereenkomst zouden op initiatief van het ziekenhuis aan de moeder beperkende voorwaarden zijn opgelegd, in die zin dat zij zich onder andere niet zou mogen wenden tot de media en tot de tuchtrechter.
De commotie was enorm. Er was zeer veel aandacht van de media. Er werd schande van gesproken. Ook de minister van VWS sprak zich over deze kwestie uit en de Inspectie voor de Gezondheidszorg startte een onderzoek.
Inmiddels is de kwestie onderzocht door een commissie, waarbij ook is bezien of er sprake was van een zwijgcontract. De commissie stelt vast dat dat niet het geval was. De commissie merkt op dit punt op:
“In dit rapport is naar voren gekomen dat in de vaststellingsovereenkomst tussen het Tergooi Ziekenhuis en de nabestaanden van RM dergelijke beperkende voorwaarden waren opgenomen, maar dat deze in overwegende mate waren ingebracht door de advocaat van de moeder, teneinde het ziekenhuis te bewegen tot een (additionele) financiële tegemoetkoming waartoe het ziekenhuis formeel niet verplicht was. Dat is voor de commissie aanleiding de vaststellingsovereenkomst in de casus RM niet als een ‘zwijgcontract’ te typeren.”
Het rapport van de commissie vindt u hier.