Home Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht januari 2022

Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht januari 2022

Geen of onvoldoende zorg

ECLI:NL:TGZRAMS:2022:9
Klaagster werd behandeld voor spataderen door een dermatoloog, werkzaam in de kliniek van beklaagde (ook dermatoloog). Tijdens het inspuiten van de verdoving in de benen ging er iets mis – vermoedelijk door een niet schone spuit. De behandeling werd meteen gestopt. Verweerder is directeur van behandelcentrum E, dat is gespecialiseerd in huidziektes en spataderen en tevens werkzaam als dermatoloog in dit centrum. Eén van de klachtonderdelen betreft het verwijt dat verweerder zijn organisatie in de kliniek niet op orde had. De redenering van klaagster is dat de calamiteit zoals die is voorgevallen anders nooit had kunnen gebeuren. Die redenering op zichzelf kan het college niet volgen. Naar het oordeel van het college kan die conclusie niet op basis van één fout -hoe ernstig de gevolgen daarvan ook zijn- worden getrokken. Het college is nagegaan of verweerder zich voldoende heeft ingespannen om de goede kwaliteit van de zorg binnen zijn organisatie te waarborgen. Dit kan op basis van stukken bevestigend worden beantwoord. Zo maakt de organisatie van verweerder gebruik van een kwaliteits- en veiligheidsmanagementsysteem om de kwaliteit van de zorg doorlopend te controleren en waar nodig te verbeteren. Daarnaast beschikt de organisatie over de relevante protocollen voor de (be)handelingen die binnen de kliniek worden verricht. De arbeidsomstandigheden van het personeel, waaronder de werkdruk, wordt regelmatig gemeten. Het college verklaart dit klachtonderdeel (en overigens ook de andere klachtonderdelen) ongegrond.

Zie ook deze blog.

Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

ECLI:NL:TGZCTG:2021:226
Klacht tegen tandarts. Klaagster heeft in 2018 bij de tandarts een esthetische behandeling door middel van ‘facings’ gehad. Daarbij is op een nieuwe porseleinen/keramische kroon en brug een laag composiet geplaatst. Nadien is ook een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd. De klacht luidt kort gezegd dat de porseleinen kronen van klaagster zijn vervangen door composiet terwijl dat nooit haar bedoeling is geweest, dat de behandeling van de tandarts pijnklachten heeft veroorzaakt en dat door onnodig bijslijpen de kroon steeds loslaat. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Door de nieuwe porseleinen/keramische kroon en brug te voorzien van een laag composiet heeft de tandarts tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan de tandarts de maatregel van waarschuwing opgelegd en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster en het incidenteel beroep van de tandarts en komt ambtshalve tot oplegging van een zwaardere maatregel: een berisping.

ECLI:NL:TGZCTG:2021:222
Klacht tegen arts. Klaagster heeft in verband met diverse klachten verschillende artsen bezocht. Klaagster herstelde niet en op advies van haar psychiater heeft zij zich op de aanwezigheid van Lyme laten onderzoeken. Klaagster is twee keer door de arts gezien. Er heeft bloedonderzoek en onderzoek van de ontlasting plaatsgevonden. Het contact tussen klaagster en de arts verliep verder per e-mail. Klaagster kreeg medicatie voorgeschreven die zij in Duitsland moest bestellen. Medio 2016 is bij klaagster een hersentumor ontdekt waaraan klaagster is geopereerd. Klaagster verwijt de arts dat zij:- zich ten onrechte heeft voorgedaan als medisch specialist;- te snel heeft geconcludeerd dat de klachten werden veroorzaakt door Lyme;- klaagster niet goed heeft ingelicht over de onderzoeken en de behandeling;- ten onrechte klachten aan bijwerking heeft toegeschreven en niet heeft gedacht aan een hersentumor, waardoor onderzoek naar wat zij echt mankeerde is vertraagd;- haar dossierplicht heeft geschonden;- de huisarts niet heeft geïnformeerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en heeft doorhaling van de arts in het BIG-register bevolen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de arts en veroordeelt de arts in de proceskosten van klaagster.

ECLI:NL:TGZRAMS:2022:4
Klager verwijt verweerder, huisarts op de huisartsenpost, te hebben nagelaten om (volgens het protocol) mee te lezen met de triagiste, waardoor hij alarmsymptomen heeft gemist. Volgens klager had verweerder telefonisch contact op moeten nemen, om zich op de hoogte te stellen van de toestand van zijn zoon. Klager verwijt verweerder in dit verband onzorgvuldigheid en het niet bekend zijn met de protocollen. Aldus zijn bij de zoon van klager de alarmsymptomen van een meningitis gemist. Verweerder voert verweer. Het college is van oordeel dat het verweerder valt te verwijten dat hij onder de geschetste omstandigheden heeft afgezien van raadpleging van het patiëntendossier en/of waarneemrapport en voor de beslissing om af te schalen van de (hoge) U2-urgentie naar U4/U5 alleen is afgegaan op de mondelinge mededelingen van de triagiste. Dit klemt te meer, nu verweerder het risico op een ernstige aandoening (meningitis) heeft onderkend. En de omstandigheid dat de triagiste overleg wenste, duidde op (in ieder geval, enige) onzekerheid bij deze triagiste, hetgeen een extra aanleiding had moeten zijn voor nader eigen onderzoek. Ook als verweerder moet worden gevolgd in zijn stelling dat de urgentie van de situatie tijdens de mondelinge overdracht niet op hem is overgekomen, leidt dit niet tot een ander oordeel. Deze inschatting kan door verweerder niet op de mededelingen van de triagiste worden gebaseerd en daarmee afgewenteld. Gelet op de ernst van de U2-urgentie, gevoegd bij het onderkende risico op meningitis, had verweerder zichzelf op de hoogte moeten stellen van de bijzonderheden van de melding alvorens af te schalen.

ECLI:NL:TGZRSGR:2022:17
Ongegrond klacht tegen een arts. Bij een bezoek van klager aan de SEH heeft de arts in overleg met haar supervisor de diagnose functionele stoornis gesteld, terwijl later is gebleken dat sprake was van een herseninfarct. Kern van de klacht is dat de arts de diagnose herseninfarct heeft gemist, waardoor klager de mogelijkheid van een trombolysebehandeling is ontnomen. Het college is van oordeel dat de arts een voldoende zorgvuldige wijze tot de werkdiagnose functionele stoornis is gekomen. De klacht dat de arts het veilig en verantwoord heeft geacht om klager naar huis te laten gaan is eveneens ongegrond. Moeilijk om vast te stellen wat de ernst van de uitval en toestand van klager bij vertrek van de SEH waren. Het college stelt vast dat de arts alles wat binnen haar macht lag heeft geprobeerd om klager ter observatie op te nemen. Klacht ongegrond verklaard. Publicatie.

ECLI:NL:TGZCTG:2022:8
Klacht tegen huisarts. Klager heeft zich gemeld bij de huisartsenpost (hap) waar een collega van verweerder de werkdiagnose niersteenkoliek heeft gesteld en pijnstilling heeft gegeven. Klager is vervolgens overgedragen aan verweerder die morfine heeft toegediend met als doel de pijn zodanig te verlichten dat nader onderzoek mogelijk was. Klager is vervolgens in slaap gevallen en heeft de hap na enige uren verlaten zonder dat nader onderzoek heeft plaatsgevonden. Een aantal dagen later is bij klager, na doorverwijzing door zijn eigen huisarts naar een uroloog, een langer bestaande torsio testis geconstateerd. Klager verwijt verweerder – kort gezegd – dat hij klager onvoldoende zorg heeft geboden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard, aan verweerder een waarschuwing opgelegd en hem veroordeeld in de proceskosten. Beide partijen hebben tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door na te laten de huisarts van klager over zijn bezoek aan de huisartsenpost in te lichten, verwerpt de beide beroepen en bekrachtigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege, onder aanvulling van gronden. De maatregel van waarschuwing blijft gehandhaafd.

Schending dossierplicht

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:5
Klacht tegen plastisch chirurg. Klaagster heeft een borstreconstructie ondergaan door middel van een DIEP lap. Klaagster verwijt beklaagde onder meer dat het resultaat van de operatie onaanvaardbaar en niet naar verwachting is, dat zij onvoldoende is geïnformeerd over de risico’s van de operatie, dat beklaagde haar misleidende informatie heeft gegeven door te zeggen dat hij haar “een mooie borst ging bezorgen” en dat de dossiervorming onvoldoende is. Het klachtonderdeel ten aanzien van de dossiervorming is gegrond: beklaagde heeft de voorlichting over de cosmetische aspecten en risico’s niet in het dossier genoteerd. Naar het oordeel van het college is het cosmetisch aspect van een borstreconstructie voor de patiënten in kwestie zodanig belangrijk dat, ook voor andere zorgverleners, uit het dossier moet blijken dat daarover voorlichting is gegeven. Klacht voor het overige ongegrond. Aan beklaagde wordt een waarschuwing opgelegd.

Schending beroepsgeheim

ECLI:NL:TGZRGRO:2022:2
Klacht tegen apotheker, inhoudende dat beklaagde de privacyregels heeft overtreden en zijn medische geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Ook heeft beklaagde patiëntengegevens verkocht, dan wel verstrekt aan een leverancier. Als vaststaand dient beschouwd te worden – wat door beklaagde ter zitting is bevestigd – dat beklaagde zijn beroepsgeheim heeft geschonden, door zonder toestemming van klager diens persoonsgegevens te verstrekken aan de leverancier. Uitgangspunt van het medisch beroepsgeheim is dat een zorgverlener geen inlichtingen over de patiënt aan derden – onder wie een leverancier – mag verstrekken. Dit geldt eveneens voor de inzage in, of een afschrift van, een medisch dossier. Enkel na de uitdrukkelijke toestemming hiertoe van de patiënt mag medische informatie aan derden verschaft worden. Het college acht de handelwijze van beklaagde foutief, daar hij bewust had moeten zijn van zijn medisch beroepsgeheim. Ook is ter zitting vast komen te staan dat beklaagde een vergoeding ontving van de leverancier voor het verstrekken van de persoonsgegevens van patiënten. Deze vergoeding bleek echter niet kostendekkend te zijn. Het college oordeelt echter dat rond een dergelijke handelwijze een zweem van een financieel belang hangt, welke op gespannen voet staat met het zorgbelang dat te allen tijde voorop dient te staan. Bovendien staat het ontvangen van een vergoeding – waarbij de persoonsgegevens zonder voorafgaande toestemming van de patiënt worden overgedragen aan één bepaalde leverancier – een onafhankelijke adviesverstrekking van de zorgverlener in de weg en is niet in lijn met hetgeen van een redelijk en bekwaam beroepsgenoot mag worden verwacht. Het college oordeelt de klacht gegrond en legt de maatregel van een waarschuwing op. Het college houdt bij het opleggen van deze maatregel onder meer rekening met het feit dat verweerder

(ook ter zitting) onvoldoende inzicht heeft getoond in zijn verantwoordelijkheid als arts, en ten onrechte is blijven wijzen naar de triagiste die hem onjuist en/of onvolledig zou hebben voorgelicht en onvoldoende ernst van de situatie heeft gemeld. Daarnaast heeft verweerder naar het oordeel van het college onvoldoende blijk gegeven van betrokkenheid.

Klachtgerechtigd?

ECLI:NL:TGZCTG:2022:21
Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. De klacht betreft de behandeling van de inmiddels overleden moeder van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster kennelijk niet-ontvankelijk in haar klacht, omdat er gerede twijfel bestaat over de vraag of klaagster als naaste betrekking met het indienen van de klacht de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigt. Ingevolge het bepaalde in artikel 65, eerste lid onder a, van de Wet BIG wordt een tuchtzaak aanhangig gemaakt door een schriftelijke klacht, onder meer van een rechtstreeks belanghebbende. Het Centraal Tuchtcollege heeft met betrekking tot de toepassing van deze bepaling in zijn beslissing in een andere zaak overwogen dat het recht van een naaste betrekking om een klacht in te dienen ten aanzien van de medische behandeling van een overleden patiënt niet berust op een eigen klachtrecht van de naaste betrekking, maar op een klachtrecht dat is afgeleid van de in het algemeen veronderstelde wil van de patiënt, met gevolg dat van belang is of degene die klaagt daardoor die veronderstelde wil van de overleden patiënt uitdrukt. Voorts heeft het College in deze andere zaak overwogen het niet de taak van de tuchtrechter te achten om in een zaak waarin een naaste betrekking van een overleden patiënt een klacht indient, ambtshalve te onderzoeken of deze de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt en dat het indienen van een klacht het oordeel rechtvaardigt dat de klagende nagelaten betrekking de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt, behoudens het geval dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven daaraan te twijfelen. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt – onder verbetering van gronden – het beroep van klaagster.

ECLI:NL:TGZCTG:2022:19
Klacht tegen verpleegkundige. De klacht betreft de behandeling van de inmiddels overleden moeder van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster kennelijk niet-ontvankelijk in haar klacht, omdat er gerede twijfel bestaat over de vraag of klaagster als naaste betrekking met het indienen van de klacht de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigt. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt – onder verbetering van gronden – het beroep van klaagster.

Verantwoordelijkheidsverdeling

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:7 en ECLI:NL:TGZRZWO:2022:8

Klachten tegen arts in opleiding tot verzekeringsarts en haar supervisor. In deze uitspraak komt het leerstuk van gedeelde verantwoordelijkheid tussen arts in opleiding en supervisor aan de orde. Klacht tegen arts in opleiding tot verzekeringsarts betreffende de rapportage en de bejegening. Klacht gegrond, waarschuwing. Klacht tegen verzekeringsarts betreffende de supervisie over een AIOS. Supervisie onvoldoende. Waarschuwing.

Zie ook deze blog.

Opzeggen behandelovereenkomst

ECLI:NL:TGZRZWO:2022:2
Klacht tegen tandarts over onder meer tekortschietende paradontale behandeling en het opzeggen van de behandelovereenkomst vanwege een conflict met klaagsters partner. Het college oordeelt dat van onvoldoende paradontale zorg niet is gebleken. Uit dossier blijkt dat tandarts regelmatig aandacht heeft gehad voor de tandvleesproblematiek en deze met klaagster heeft besproken. Tevens blijkt dat klaagster de offerte voor een behandeling daarvan ad euro 700,– niet akkoord heeft bevonden. Herhaald wangedrag van de partner van klaagster die haar steeds vergezelde is voldoende opzeggingsgrond. Klachten ongegrond.

Onjuiste verklaring/rapport

ECLI:NL:TGZCTG:2022:24
Klacht tegen psychiater. Klager is door een basisarts onderzocht in verband met een rijbewijskeuring. De psychiater is deels aanwezig geweest en heeft de rapportage mede-ondertekend. Klager vindt dat de psychiater onvoldoende invulling heeft gegeven aan het correctierecht en dat niet gewezen is op de klachtmogelijkheden. De psychiater heeft tijdens de tuchtklachtprocedure de rapportage aangepast, waarop klager de klacht heeft ingetrokken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft in een tussenbeslissing besloten dat de behandeling van de klacht uit algemeen belang dient te worden voortgezet door de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft in een eindbeslissing de klacht gegrond verklaard en een waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing en verklaart de klacht alsnog ongegrond.

Zie ook deze blog.

ECLI:NL:TGZCTG:2022:7
Klacht tegen huisarts. De vader van de zoon van klaagster heeft de zoon meegenomen naar zijn eigen huisarts, verweerder (niet de huisarts van de zoon), vanwege vermeende mishandeling door klaagster. Verweerder heeft de zoon onderzocht en informatie over dit passantenconsult opgenomen in het dossier van de vader. Die heeft vervolgens een afdruk van deze informatie gevraagd en deze informatie nog dezelfde dag ingebracht in een lopende procedure bij het gerechtshof. Klaagster heeft meerdere klachtonderdelen geformuleerd maar verwijt verweerder in de kern dat hij een verklaring aan de vader heeft verstrekt die (medische) informatie over zowel de zoon als over klaagster bevatte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in zijn geheel ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing, verklaart het hiervoor omschreven klachtonderdeel alsnog gegrond en legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op.

Zie ook deze blog.

Niet-ontvankelijk

ECLI:NL:TGZCTG:2022:16 en ECLI:NL:TGZCTG:2022:18
In deze twee uitspraken verklaart het Centraal Tuchtcollege klager niet-ontvankelijk verklaard voor zover daarbij de klacht is uitgebreid of aangevuld. Over het overige wordt het beroep in beide zaken overigens verworpen.

Herziening

ECLI:NL:TGZCTG:2022:15
Huisarts heeft bij het Centraal Tuchtcollege op de voet van artikel 52 Wet op de beroepen in de individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) juncto artikel 23 e.v. Tuchtrechtbesluit BIG een verzoek ingediend tot herziening van de beslissing van 15 januari 2021, waarbij de maatregel van waarschuwing is opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat er – hoewel niet aan de letter van artikel 52 Wet BIG wordt voldaan- grond is om het verzoek tot herziening toe te wijzen. De huisarts is in haar verdediging geschaad als gevolg van het feit dat zowel het Regionaal Tuchtcollege als het Centraal Tuchtcollege een verzoek van de huisarts om de praktijkverpleegkundige als getuige te horen hebben afgewezen. De procedure is daarmee ten opzichte van de aangeklaagde huisarts onzorgvuldig geweest en aan een eerlijk proces heeft het ontbroken. Daarmee is een fundamenteel rechtsbeginsel geschonden dat is neergelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat, hoewel artikel 6 van het EVRM niet rechtstreeks op de tuchtprocedure van toepassing is, het daarin neergelegde beginsel van fair trial c.q. hoor en wederhoor ook in het tuchtrecht wordt aanvaard. Een dergelijke schending rechtvaardigt in dit specifieke geval toewijzing van het herzieningsverzoek omdat op deze wijze de misslag kan worden rechtgezet. Het Centraal Tuchtcollege beveelt de opschorting van de uitvoering van de beslissing en verwijst de zaak ingevolge artikel 29 lid 1 van het Tuchtrechtbesluit BIG naar het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven. Dit college zal de zaak opnieuw inhoudelijk behandelen waarbij de meegebrachte getuige dan alsnog zal worden gehoord. Het Regionaal Tuchtcollege zal dan beslissen of de beslissing van het Centraal Tuchtcollege waarvan herziening is verzocht, wordt gehandhaafd of wordt vernietigd.

Deze uitspraak is in die zin baanbrekend, omdat het CTG de gronden voor herziening (aanmerkelijk) heeft verruimd. Uit artikel 52 wet BIG vloeit voort dat de herzieningsmogelijkheid in medische tuchtzaken is beperkt in die zin, dat herziening uitsluitend mogelijk is op grond van na een onherroepelijk geworden eindbeslissing van het RTG of CTG gebleken omstandigheden die naar ernstig vermoeden tot een afwijkende beslissing zouden hebben geleid, indien zij tijdig bekend waren geworden. Met deze uitspraak is herziening nu ook mogelijk in gevallen waarin bij de behandeling van de oorspronkelijke klacht door het RTG of het CTG sprake is geweest van schending van fundamentele rechtsbeginselen, waardoor van een eerlijk en onpartijdig proces in de zin van artikel 6 EVRM niet kan worden gesproken. Zie deze blog.

(on)voldoende informatie

ECLI:NL:TGZRSGR:2022:13
Ongegronde klacht tegen een kno-arts. Klager verwijt verweerder dat hij hem onvoldoende heeft geïnformeerd over alle aspecten van de verschillende behandelingen en de betrokken behandelaren, dat verweerder een saneringsingreep heeft verricht zonder dat klager daarmee weloverwogen had ingestemd en dat in het dossier ten onrechte vermeld staat dat hij aan zijn rechteroor is geopereerd in plaats van zijn linkeroor. Het college is van oordeel dat de rol van de collega bij de operatie klager voldoende duidelijk moet zijn geweest. Gebruikelijk dat collega-specialisten in een ziekenhuis met elkaar samenwerken en elkaar zo nodig vervangen. Geen norm die verplicht om de namen van de bij een operatie betrokken anesthesiologen en andere artsen aan de patiënt mee te delen. Uit dossier blijkt dat verweerder klager voldoende heeft geïnformeerd over de risico’s van de operatie. Voldoende is komen vast te staan dat klager direct na de operatie gedetailleerd is geïnformeerd over het feit dat de ingreep niet geslaagd was en wat daarvan de oorzaak was. Verder gaat het college ervan uit dat verweerder klager voldoende heeft geïnformeerd over de saneringsoperatie en dat klager op basis van die informatie heeft ingestemd met de operatie. Vermelding verkeerde oor in operatieverslag is een niet tuchtrechtelijk verwijtbare verschrijving. Klacht ongegrond verklaard.

ECLI:NL:TGZCTG:2022:17
Klacht tegen huisarts. Vader en moeder zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en hebben het gezamenlijke gezag over hun dochtertje. De moeder heeft na een ongelukkige val van haar dochtertje in de speeltuin met haar dochtertje de huisarts bezocht. De beklaagde huisarts heeft het dochtertje behandeld. De klacht houdt in dat de huisartsenpraktijk klager niet op de hoogte stelt van ernstige meldingen over zijn dochter terwijl hij ook het gezag heeft. Het Regionaal Tuchtcollege overweegt dat er geen sprake was van een ingrijpende medische behandeling van klagers dochtertje, zodat de huisarts mocht uitgaan van de veronderstelde toestemming van klager voor die behandeling en de huisarts klager niet daarover niet speciaal hoefde te informeren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

Grensoverschrijdend gedrag

ECLI:NL:TGZRSGR:2022:3
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Beklaagde is na een eerdere afgesloten behandelperiode opnieuw betrokken geraakt bij klaagster en haar gezin en heeft de dochter van klaagster (tevens medeklaagster) thuis opgevangen. Het college is van oordeel dat beklaagde niet de minderjarige dochter van klaagster bij zich in huis had moeten nemen omdat dit handelen als privépersoon niet los kan worden gezien van haar voormalige professionele rol van behandelaar van klaagster. Deze rollen heeft beklaagde vermengd en hiervan valt beklaagde een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Bij het nemen van de beslissing om de dochter in huis te nemen heeft beklaagde onvoldoende onderkend dat zij ook nog kort daarvoor in haar hoedanigheid van gz-psycholoog klaagster had geadviseerd. Voorts heeft beklaagde de impact voor klaagster van de eerdere behandelperiode op haar beslissing om de dochter in huis te nemen onvoldoende onderkend en onderzocht. Tweede klachtonderdeel is ongegrond. Klacht deels gegrond, berisping. Publicatie. Kostenveroordeling.

ECLI:NL:TGZRSGR:2022:4
Gegronde klacht tegen een klinisch psycholoog. De inspectie verwijt de klinisch psycholoog dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het downloaden, bekijken en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. Klacht gegrond, berisping. Uitgebreide motivatie opgelegde maatregel.

ECLI:NL:TGZRZWO:2021:122
IGJ dient klacht in tegen psychiatrisch verpleegkundige. Kort na het ontslag van de patiënt uit de kliniek gaat beklaagde een affectieve relatie met de patiënt aan. Geen afkoelingsperiode. De patiënt blijft ambulant onder behandeling (van een collega van beklaagde). De patiënt meldt de relatie bij haar ambulante behandelaar. Beklaagde erkent het verwijt. Klacht gegrond, voorwaardelijke schorsing met bijzondere voorwaarden.

Overige klachten

ECLI:NL:TGZRSGR:2021:152
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Beklaagde heeft een lijkschouw verricht bij de vader van klager. Klager verwijt beklaagde onder meer dat hij ten onrechte COVID-19 als doodsoorzaak heeft genoteerd op het Doodsoorzaakverklaring-formulier. Het college overweegt dat beklaagde op het moment van de lijkschouw de informatie van de triagiste had dat klagers vader vier dagen ervoor positief was getest op COVID-19. Beklaagde heeft die informatie dan ook bij zijn beoordeling kunnen betrekken. Het College is van oordeel dat beklaagde, mede gelet op zijn verweer, op grond van de hem ter beschikking staande informatie en zijn onderzoek in redelijkheid tot de gestelde doodsoorzaak is kunnen komen. Het overige klachtonderdeel is ook ongegrond verklaard. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Zie ook deze blog.

vorige overzicht

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven