Home Jurisprudentieoverzicht Tuchtrecht september/oktober 2021

KBS

Jurisprudentieoverzicht Tuchtrecht september/oktober 2021

Beroepsgeheim

ECLI:NL:TGZRAMS:2021:95
Klaagster dient een klacht in tegen een huisarts, met het verwijt dat dat zij zonder toestemming en zonder voorafgaand contact op te nemen medische gegevens heeft verstrekt van haarzelf en haar zoon aan Veilig Thuis. Verweerster is van mening dat zij op grond van artikel 5.2.6. Wmo 2015 gerechtigd was de gevraagde informatie aan Veilig Thuis te verstrekken, maar erkent dat zij klaagster zo snel als mogelijk nader hand in kennis had dienen te stellen van de informatie die zij heeft verstrekt aan Veilig Thuis. Zij betreurt het dat zij dit niet heeft gedaan en heeft hiervoor meerdere malen haar excuses aangeboden. Deels gegrond, waarschuwing.

ECLI:NL:TGZREIN:2021:60
Vader (klager) van door suïcide overleden zoon, maakt verwijten aan gz-psycholoog tevens psychotherapeut over de behandeling van zijn zoon. Vader verwijt de gz-psycholoog onder meer dat hij als nabestaande geen inzage in het medisch dossier van zijn overleden zoon heeft gekregen. Het college moet beoordelen of klager, om inzage in het dossier te verkrijgen, zich kan beroepen op een zwaarwegend belang als bedoeld in artikel 7:458a lid 1 sub c BW. Klager heeft gesteld dat zijn persoonlijk zwaarwegend belang rouwverwerking is en eventueel het herstellen van het vertrouwen in ggz-psychologen in het algemeen. Hoewel het college er begrip voor heeft dat de rouwverwerking voor klager een belangrijke beweegreden is, kan dit of een (ander) emotioneel belang niet zonder meer als zwaarwegend worden aangemerkt. Inzage in het dossier is niet noodzakelijk voor de behartiging van dat persoonlijke belang. Als zijn persoonlijk belang heeft hij ter zitting nader benoemd dat hij, aan de hand van de vragen die hij had genoteerd ten behoeve van het gesprek met verweerder en zijn collega, zich een beeld wilde vormen van wat er gebeurd was. Ook daarom is er naar het oordeel van het college geen sprake van een zwaarwegend belang dat inzage in het dossier, als uitzondering op de hoofdregel, rechtvaardigt. Dit klachtonderdeel wordt als ongegrond afgewezen. Voor het overige is de klacht deels gegrond. Geen inzicht getoond. Berisping.

Zie ook: https://www.kbsadvocaten.nl/inzage-medisch-dossier-na-overlijden-van-patient-pffff/

ECLI:NL:TGZRZWO:2021:92
Klacht tegen psychotherapeut. Klaagster is samen met haar – inmiddels – ex-echtgenoot onder behandeling geweest bij de psychotherapeut. De behandeling bestond uit partnerrelatietherapie. De psychotherapeut gaf de ex-echtgenoot ook individuele therapie. Op een bepaald moment heeft klaagster aangifte wegens mishandeling gedaan tegen haar toenmalige echtgenoot en een melding bij Veilig Thuis. De psychotherapeut is gehoord in het kader van de aangifte en de melding. Klaagster verwijt de psychotherapeut onder meer – samengevat – dat hij zonder haar toestemming negatieve uitlatingen over haar heeft gedaan en dat hij de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling niet heeft gevolgd door niet zelf al eerder een melding bij Veilig Thuis te doen. De klacht is gedeeltelijk gegrond. De psychotherapeut krijgt hiervoor een waarschuwing.

Zie ook: https://www.kbsadvocaten.nl/een-psychotherapeut-geeft-een-patient-psychotherapie/

Bejegening/grensoverschrijdend gedrag

ECLI:NL:TGZRGRO:2021:30
Klacht tegen psychotherapeut ingediend door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (inspectie). De psychotherapeut is bestuurder van een instelling waar hij ook zelf als psychotherapeut werkt. De inspectie heeft een melding ontvangen van een voormalige patiënt van de psychotherapeut, inhoudende dat er een persoonlijke en intieme relatie is ontstaan tussen beiden tijdens de behandelrelatie en dat er in dezelfde periode zakelijke transacties tussen beiden hebben plaatsgevonden. Het college verklaart de klacht gegrond en legt aan de psychotherapeut – vanwege het gebrek aan zelfinzicht, zijn niet toetsbare opstelling en de kans op herhaling – de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het BIG-register op.

ECLI:NL:TGZREIN:2021:56
Verpleegkundige. Forensisch-psychiatrische inrichting. Klacht: onzorgvuldig en onprofessioneel handelen, blootgesteld aan mishandeling met schoonmaakmiddel, vertrouwen in zorgpersoneel en veiligheidsgevoel binnen kliniek aangetast. College: schoonmaakmiddel op klager spuiten past niet bij de professionele distantie die verpleegkundige diende te bewaren. Op dit punt gegrond. Overige klachten ongegrond. Geen maatregel; verweerder ziet onjuistheid van zijn handelen in.

Zie ook: https://www.kbsadvocaten.nl/attentie-niet-dollen-met-de-patient-s-v-p

ECLI:NL:TGZRSGR:2021:118
Deels gegronde klacht tegen een psychiater. Klager is vader van drie kinderen. Hij, zijn ex-echtgenote en de drie kinderen (destijds onder de 16 jaar) waren in behandeling bij de psychiater. Op grond van de stukken en het bestuderen van de medische dossiers is niet vast komen te staan dat de psychiater de kinderen in de periode dat zij daartoe geen toestemming van vader had, toch heeft behandeld, in de zin dat ze face-to-face contact met hen heeft gehad. De opvallend veel gedeclareerde uren verklaart de argwaan bij klager, maar volgens de psychiater is dit voor indirecte tijd. Het ‘doorbehandelen’ komt niet vast te staan. Uit de stukken, waaronder het rapport van de RvdK, de informatie van Veilig Thuis en de processen-verbaal van de verschillende procedures bij de rechtbank blijkt dat de psychiater, ongetwijfeld uit betrokkenheid met de kinderen en mogelijk de ex-echtgenote, haar professionele distantie is kwijtgeraakt. Het College stelt vast op grond van de stukken dat de psychiater zich haast onbegrensd en opvallend actief is gaan bemoeien met instanties die zich bezighouden met de veiligheid van de kinderen, zoals Veilig Thuis en de RvdK. Hiermee treedt beklaagde buiten haar bevoegdheid en deskundigheid (zij heeft geen forensische expertise) en heeft ze onprofessioneel gehandeld. Het buitensporig veel uren voor indirecte tijd declareren en de wijze van declareren in combinatie met het ontbreken van de duiding van de vermelde uren in de medische dossiers is onzorgvuldig te noemen en daarom ook tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht deels gegrond, berisping.

ECLI:NL:TGZREIN:2021:65
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd verwijt de arts dat hij ernstig (seksueel) grensoverschrijdend heeft gehandeld en verder in de privésfeer van patiënte is doorgedrongen dan strikt noodzakelijk in het kader van de hulpverlening, heeft nagelaten de arts-patiëntrelatie te beëindigen op het moment dat andere dan zakelijke en in een professionele hulpverleningssituatie passende communicatie en gevoelens een rol gingen spelen, de arts-patiëntrelatie niet op adequate manier heeft beëindigd en niet voor adequate overdracht heeft gezorgd en is tekortgeschoten in de dossiervorming. Alle klachtonderdelen zijn gegrond. Geen inzicht getoond. Doorhaling. Voorlopige voorziening: schorsing van de inschrijving. Publicatie.

Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

ECLI:NL:TGZCTG:2021:165
Klacht tegen psychiater/psychotherapeut. Klager is jarenlang psychoanalytisch behandeld. Na het plotselinge overlijden van de behandelaar is klager in behandeling gekomen bij de aangeklaagde psychiater/psychotherapeut. Deze behandeling heeft vijf jaar geduurd. Klager verwijt de psychiater/psychotherapeut in de kern dat hij de problematiek waarmee hij – klager – kampte vanaf het begin verkeerd heeft beoordeeld en verkeerd heeft aangepakt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de psychiater/psychotherapeut de behandeling ten onrechte niet periodiek heeft geëvalueerd en zo nodig heeft bijgestuurd en acht de klacht daarom gegrond. Dit college vernietigt de bestreden beslissing, verklaart de klacht alsnog gegrond en legt aan de psychiater/psychotherapeut de maatregel van berisping op.

Onjuiste verklaring/rapport

ECLI:NL:TGZRZWO:2021:82
Beklaagde, neuroloog, is gevraagd een neurologische expertise te doen in verband met de vaststelling van de wettelijke aansprakelijkheid voor een ongeval waarbij klaagster betrokken is geweest. Beklaagde heeft in 2011 rapport uitgebracht en in 2016 en 2017 nog nadere vragen beantwoord. Het college oordeelt dat het rapport van 2011 uitgebreid gemotiveerd is en als zorgvuldig, compleet en inhoudelijk correct is aan te merken. Beklaagde is niet buiten zijn deskundigheidsgebied getreden. De later gestelde vragen zijn door beklaagde zorgvuldig en uitgebreid beantwoord. Beklaagde heeft op basis van de hem ter beschikking gestelde informatie een advies gegeven over een mogelijke diagnose. Het is niet de taak van een rapporterend arts om een patiënt door te verwijzen. Klacht kennelijk ongegrond

Eisen aan een beroepschrift

ECLI:NL:TGZCTG:2021:160
Klacht tegen een arts, destijds werkzaam bij het UWV. De arts heeft klager in mei 2016 beoordeeld in het kader van een aanvraag voor een WIA-uitkering en hiervan een rapportage opgesteld. Klager verwijt de arts dat hij a. ten aanzien van de rapportage niet zorgvuldig heeft gehandeld, b. ongemotiveerd en onzorgvuldig stukken van behandelend specialisten en medisch informatie heeft genegeerd en c. ten tijde van het handelen geen verzekeringsarts was. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het CTG komt tot de conclusie dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, omdat op geen enkele wijze nader is onderbouwd tegen welke oordelen van het RTG het beroep is gericht. Er zijn door de appellant geen aanvullende gronden ingediend. Het CTG weet dus niet wat de omvang van het beroep is en waarover het moet oordelen. Dit betekent, aldus het CTG, dat de appellant in zijn beroep niet kan worden ontvangen. Aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep wordt niet toegekomen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep, omdat het beroepschrift niet de gronden bevat waarop het beroep berust.

Zie ook: https://www.kbsadvocaten.nl/grenzen-aan-laagdrempeligheid-een-lesje-in-tuchtprocesrecht/

Klachtgerechtigd?

ECLI:NL:TGZRZWO:2021:87
Moeder klaagt over behandeling van dochter door GZ-psycholoog. De dochter was ten tijde van het aangaan van de behandelingsovereenkomst 17 jaar en ten tijde van het indienen van de klacht meerderjarig. Dochter tekent de klacht aanvankelijk mee. Later laat zij weten niet achter de klacht te staan. Het tuchtcollege oordeelt moeder kennelijk niet-ontvankelijk, omdat uit de processtukken niet kan worden opgemaakt dat zij bevoegd was namens haar dochter een klacht in te dienen en moeder niet zelfstandig een klacht kan indienen over de wijze waarop haar dochter is behandeld. Het tuchtcollege oordeelt moeder kennelijk niet-ontvankelijk.

Zie ook: https://www.kbsadvocaten.nl/moeders-wil-is-geen-wet/

Overige klachten

ECLI:NL:TGZCTG:2021:161
Klacht tegen psychiater/psychotherapeut in haar hoedanigheid van voorzitter van de klachtencommissie van een beroepsvereniging. Er was geen sprake van een behandelrelatie. De klacht bij het Regionaal Tuchtcollege gaat over de wijze waarop de klachtenprocedure bij de klachtencommissie is gevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht niet-ontvankelijk, omdat de klacht niet valt onder de reikwijdte van het tuchtrecht. De eerste en tweede tuchtnorm zijn niet van toepassing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

ECLI:NL:TGZCTG:2021:153
Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. Klaagster is de dochter van een overleden patiënte die in een woongroep voor ouderen met psychogeriatrische problemen verbleef. Klaagster was als specialist ouderengeneeskunde verbonden aan het woonzorg-centrum en hoofdbehandelaar van patiënte. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij 1. medicatie heeft voorgeschreven aan patiënte waarvan zij versuft is geraakt met als gevolg dat zij is gevallen en haar heup heeft gebroken, 2. ten onrechte de hartmedicatie stop heeft gezet zonder daarvan melding te maken in het dossier, 3. op cruciale momenten geen actie heeft ondernomen, 4. geen multidisciplinair traject voor de diagnosestelling depressie-delier-dementie heeft ingezet, 5. geen valprotocol in werking heeft gesteld en 6. haar informatieplicht jegens klaagster heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen 1., 3a., 4. en 6 gegrond en legt aan de specialist ouderengeneeskunde de maatregel van berisping op. Vermeldenswaardig is nog dat de specialist ouderengeneeskunde in de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege onder meer had aangevoerd dat zij (aanvankelijk) als enige specialist ouderengeneeskunde verantwoordelijk is geweest voor circa 400 patiënten, verdeeld over vier locaties, hetgeen de belasting vergrootte. Het Regionaal Tuchtcollege onderschreef in eerste aanleg dat de omstandigheden van (aanvankelijk ernstige) bezetting hebben bijgedragen aan de wijze waarop de specialist ouderengeneeskunde had gehandeld, maar voegde daaraan toe dat het de verantwoording van de specialist ouderengeneeskunde blijft om niet te werken in een omgeving waarin geen verantwoorde zorg kan worden geboden en dat dat haar ook tuchtrechtelijk kan worden verweten. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft deze overweging van het Regionaal Tuchtcollege niet. Kort samengevat had de specialist ouderengeneeskunde zich naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege ingespannen om de zorg en organisatie te verbeteren en er in dat kader onder meer voor zorg gedragen dat er nieuwe medewerkers werden aangetrokken. Gaandeweg bleek, zo vervolgde het Centraal Tuchtcollege, dat haar visie op de zorg geen weerklank vond bij de medewerkers en het management. Het Centraal Tuchtcollege wil aannemen dat de specialist ouderengeneeskunde naar de mate van het mogelijke heeft getracht verbeteringen in de algemene organisatie van de zorg te realiseren en is van oordeel dat haar op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Een aantal andere klachtonderdelen waren naar het oordeel van het Centraal (en ook Regionaal) Tuchtcollege wel gegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart in het principaal beroep van klaagster klachtonderdeel 5. alsnog gegrond, omdat de specialist ouderengeneeskunde na het bericht dat patiënte (meerdere keren) was gevallen actie had moeten ondernemen door het maken van een valrisico-analyse, het invullen van het valprotocol of anderszins valbeperkende maatregelen in te stellen. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de specialist ouderengeneeskunde dit heeft nagelaten. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt verder het incidenteel beroep van de specialist ouderengeneeskunde. De maatregel van berisping blijft in stand.

vorige overzicht

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven