13.07.2020
Q&A coronavirus (COVID-19) en rechtspraktijk – ZORG
Het coronavirus (COVID-19) heeft momenteel een enorme impact op de samenleving. Op 15 maart 2020 is een aantal noodmaatregelen door het kabinet aangekondigd. Deze maatregelen blijven van kracht tot en met 20 mei 2020. Er zijn preventieve maatregelen die ondernemers binnen het bedrijf kunnen en soms moeten nemen, naast maatregelen die helaas onontkoombaar zijn indien de onderneming wordt getroffen door het coronavirus.
Vanuit onze rechtspraktijk rijzen diverse vragen, die KBS Advocaten voor u in de vorm van een Q&A per specifieke rubriek behandelt. Neem gerust contact met ons op voor specifieke vragen!
ZORG
- Ik ben zorgverlener. Kan ik weigeren een patiënt met corona te behandelen, om te voorkomen dat ik of mijn naasten besmet raken?
- Mogen zorgaanbieders coassistenten of niet-praktiserend artsen worden ingezet in geval van hoge nood, zoals nu?
- Ik ben voormalig zorgverlener. Mijn BIG-registratie is verlopen. Mag ik voorbehouden handelingen verrichten tijdens de coronacrisis?
- Ik ben zorgverlener. Wat als ik mijn BIG-registratie op korte termijn moet herregistreren, maar ik daar gezien de coronacrisis niet aan toe kom?
- Ik ben zorgaanbieder. Mag ik voormalig artsen en verpleegkundigen inzetten?
- Ik ben zorgaanbieder. Welke financiële maatregelen zijn er getroffen in verband met het coronavirus?
- Ik ben zorgaanbieder. Worden de extra kosten die ik maak in verband met het coronavirus vergoed?
- Ik ben zorgaanbieder. Kan ik (ook) een beroep doen op de Rijksregelingen?
- Normaal gesproken moet een eerste consult tussen ziekenhuis en patiënt face-to-face plaatsvinden, is dit nu anders?
- Kunnen zorgaanbieders alternatieve medische hulpmiddelen inzetten, als door de uitbraak van het coronavirus sprake is van tekorten?
- Krijg ik een boete van de IGJ als ik een termijn mis? Bijvoorbeeld voor het melden van een calamiteit?
- Geen bezoek meer in verpleeghuizen: hoe is dat geregeld?
Ik ben zorgverlener. Kan ik weigeren een patiënt met corona te behandelen, om te voorkomen dat ik of mijn naasten besmet raken?
Volgens de wet sluiten een zorgverlener en een patiënt een behandelovereenkomst. Een zorgverlener kan die overeenkomst niet zo maar beëindigen en de behandeling stopzetten. Dit kan alleen bij ‘gewichtige redenen’ (artikel 7:460 BW).
Als ‘gewichtige reden’ is erkend onder meer de situatie dat een hulpverlener zichzelf door behandeling van een patiënt in gevaar brengt. Het komt dan aan op een belangenafweging: in hoeverre ontstaat voor de hulpverlener of anderen een acuut levensbedreigende situatie als hij een patiënt met corona-symptomen behandelt? Is sprake van voldoende (mogelijkheid tot) beschermingsmaatregelen? Zeker in een crisis als deze zal een hulpverlener niet snel worden ontslagen van zijn verplichting om een patiënt met corona(-symptomen) te behandelen.
Een andere situatie, maar met dezelfde uitkomst, is die waarbij nog geen sprake is van een behandelovereenkomst. Een zorgverlener dient een patiënt in geval van acute nood verplicht te helpen, overigens wederom zonder zichzelf en anderen in acuut levensgevaar te brengen.
Zie voor een en ander ook de KNMG-richtlijn niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
Mogen zorgaanbieders coassistenten of niet-praktiserend artsen worden ingezet in geval van hoge nood, zoals nu?
De KNMG heeft zorgaanbieders geadviseerd om bij nood soepeler om te gaan met de regels uit de Wet BIG. Het advies wordt onderschreven door de IGJ. Volgens de KNMG is door het coronavirus sprake van een noodsituatie waardoor overmacht kan ontstaan door groot tekort aan personeel, terwijl de hulp dringend nodig is.
In die situatie adviseert de KNMG dat onder bepaalde voorwaarden niet-praktiserend artsen of coassistenten kunnen worden ingezet. De twee groepen personen die kunnen inspringen zijn:
- de geneeskundig-specialist-niet-praktiserend die nog voldoende recente kennis en vaardigheden heeft; en
- de coassistent die al een groot deel van diens coschappen heeft doorlopen en daardoor over de nodige praktijkervaring beschikt.
Daarnaast gelden de volgende voorwaarden om hen te kunnen inzetten in de zorgverlening:
- Het heeft de voorkeur dat zorg die op het deskundigheidsgebied van een arts ligt door een BIG-geregistreerd arts of geneeskundig-specialist wordt verleend.
- Indien het niet verantwoord is de zorg op te dragen aan gekwalificeerde en BIG-geregistreerde niet-artsen (zoals de Physician Assistant, Verpleegkundig Specialist, verpleegkundige) kan de zorg door artsen/geneeskundig specialisten niet-praktiserend verleend. Degene met de meest recente praktijkervaring heeft hierbij de voorkeur. Indien dat niet mogelijk is, kan de zorg door coassistenten worden verleend.
- Op het moment dat dit weer mogelijk is, wordt de zorgverlening direct overgedragen aan gekwalificeerde BIG-geregistreerden.
- De niet-praktiserende en de coassistent worden zoveel mogelijk ingezet in de niet-complexe zorg en in de zorg die aansluit bij hun kennis en vaardigheid die zij het meest recent hebben opgedaan.
- Ervaring van de niet-praktiserende arts mag niet ouder zijn dan 10 jaar. Daarnaast dient zijn vaardigheid nog aanwezig te zijn dan wel met eenvoudige instructie/training op peil te krijgen.
- Indien nodig worden korte vaardigheidstrainingen gegeven.
- Indien een bepaalde voorbehouden handeling verder af ligt van het bekwaamheidsniveau dat in redelijkheid mag worden verwacht, wordt meer training, instructie, toezicht en tussenkomst geregeld.
- Er kunnen en worden adequate opdrachten gegeven door daartoe bevoegde artsen. Deze artsen dienen voldoende zicht te hebben op de benodigde bekwaamheid.
- In de nabije omgeving is een bevoegd en bekwaam arts/geneeskundig specialist aanwezig die (indien nodig) kan ingrijpen.
- Er dienen duidelijke afspraken te worden gemaakt over welke (voorbehouden) handelingen mogen worden verricht.
- De niet-praktiserende of de coassistent dient de grenzen van zijn eigen kunnen en kennen te bewaken en zelf verworven kennis en vaardigheden zoveel mogelijk aan te tonen.
- Patiënten dienen te worden voorgelicht over wie de niet-praktiserende(n) en/of coassistent(en) zijn en dat zij in opdracht en onder supervisie handelen.
- Het is niet toegestaan personen die ooit zijn doorgehaald door de tuchtrechter (en daardoor niet meer zijn ingeschreven) in te zetten.
Ik ben zorgaanbieder. Mag ik voormalig artsen en verpleegkundigen inzetten?
Voormalig artsen en verpleegkundigen kunnen bij uitzondering en onder specifieke voorwaarden, zonder nieuwe BIG-registratie, worden ingezet. De specifieke voorwaarden zijn afhankelijk van de periode die is verstreken sinds het verlopen van de BIG-registratie. Zie hier meer informatie over de voorwaarden die daarbij gelden.
Ik ben voormalig zorgverlener. Mijn BIG-registratie is verlopen. Mag ik voorbehouden handelingen verrichten tijdens de coronacrisis?
BIG-registratie verlopen na 1 januari 2018
Op 17 maart 2020 heeft de minister voor Medische Zorg en Sport aangegeven dat het mogelijk is dat voormalig BIG-ingeschreven verpleegkundigen en artsen kunnen helpen ten tijde van het coronavirus. Deze mogelijkheid bestaat voor verpleegkundigen en artsen van wie hun BIG-registratie is verlopen na 1 januari 2018, maar die nog wel voldoende vaardig zijn. Betreffende zorgverleners hoeven zich niet (tijdelijk) opnieuw in te schrijven in het BIG-register. Er gelden wel de volgende strikte voorwaarden.
Voorwaarden ten aanzien van de (voormalige) BIG-registratie:
- De BIG-registratie is na 1 januari 2018 vervallen;
- Het vervallen zijn van de BIG-registratie is niet vanwege een maatregel van de (tucht)rechter of anderszins het gevolg van een van kracht zijnde beroepsbeperkende maatregel;
- De zorgaanbieder dient voor de inzet – met instemming van de betreffende zorgverlener – toestemming te hebben gevraagd bij het BIG-register.
Het is aan de zorgaanbieder om te controleren of de zorgverlener voldoet aan de voorwaarden. Voorwaarden ten aanzien van zorgverlening:
- De hiervoor bedoelde zorgverleners mogen uitsluitend worden ingezet indien er geen terzake bekwame BIG-geregistreerde zorgverleners zijn die de zorg kunnen verlenen;
- De personen met de meest recente praktijkervaring hebben de voorkeur;
- Deze zorgverleners dienen zoveel mogelijk te worden ingezet bij niet-complexe zorg en de zorg die het beste aansluit bij hun ervaring;
- Voor de uitvoering van voorbehouden handelingen, stelt de minister aanvullende eisen. Zie hier de brief van de minister.
BIG-registratie verlopen voor 1 januari 2018
Voor voormalig zorgverleners waarvan de BIG-registratie al na 1 januari 2018 was verlopen, gelden andere voorwaarden. Deze voormalig zorgverleners zijn niet bevoegd tot het zelfstandig verrichten van voorbehouden handelingen. Hierop is geen uitzondering gemaakt. Zij zouden uitsluitend voorbehouden handelingen mogen verrichten in opdracht van een zorgverlener die wél bevoegd is. De mogelijkheid en voorwaarden hiervoor volgen uit artikel 35 Wet BIG. Zie hier een toelichting over werken in opdracht en onder supervisie.
Ik ben zorgverlener. Wat als ik mijn BIG-registratie op korte termijn moet herregistreren, maar ik daar gezien de coronacrisis niet aan toe kom?
De minister heeft op 17 april jl. de herregistratie-verplichtingen van de beroepsbeoefenaren die worden genoemd in artikel 3 Wet BIG opgeschort. Daardoor worden zorgverleners die de periode van vijf jaar hebben overschreden, niet doorgehaald in het BIG-register.
In aansluiting hierop heeft de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) op 8 april jl. een regeling gepubliceerd. Het College Geneeskundig Specialisten legt deze regeling nog vast in een besluit.
Uit deze regeling blijkt dat specialisten en profielartsen waarvan de registratie tussen 1 maart 2020 en 1 januari 2021 verloopt, tot 1 januari 2021 blijven ingeschreven. Na die datum dienen zij zich wel te herregistreren. Bij die herregistratie past de RGS voor deze groep zorgverleners een coulanceregeling toe. Dit houdt in dat de eisen omtrent het aantal gewerkte uren en het aantal accreditatie-uren met 10% worden verminderd. Voorts verleent de RGS dispensatie aan specialisten en profielartsen waarbij de evaluatie van het individueel functioneren of een externe kwaliteitsevaluatie gepland stond in deze periode, maar niet door kan gaan.
Ik ben zorgaanbieder. Welke financiële maatregelen zijn er getroffen in verband met het coronavirus?
Langdurige zorg
Ten behoeve van de continuïteit van de langdurige zorg zijn de volgende maatregelen getroffen:
De NZa heeft een regeling opgesteld voor de bekostiging van extra kosten die zorgaanbieders in de langdurige zorg als gevolg van de uitbraak van het coronavirus (moeten) maken (BR/REG-20158). Dit geldt vooralsnog voor de periode 1 maart 2002 tot en met 31 december 2020. Zie hier ons nieuwsbericht.
Daarnaast bestaat voor zorgaanbieders van langdurige zorg de mogelijkheid om aanspraak te maken op compensatie van de als gevolg van het coronavirus teruggelopen omzet. Zie ons nieuwsbericht over de ondersteunende (financiële) maatregelen die de zorgkantoren hebben getroffen.
ZiN heeft de zogenaamde ‘bevoorschottingssystematiek’ verruimd. Met de verruiming wordt zorgkantoren en het CAK gelegenheid geboden om zorgaanbieders in de langdurige zorg extra bevoorschotting te geven.
Verder heeft ZiN de zogenaamde ‘corrigerende maatregel op budgetten’ tijdelijk buiten werking gesteld.
Zorgaanbieders direct betrokken bij hulp aan besmette patiënten
Op 17 maart jl. heeft Zorgverzekeraars Nederland maatregelen gepubliceerd voor aanbieders van de basisinfrastructuur zorg (onder andere ziekenhuizen en huisartsen) en zorg voor kwetsbare mensen. Dit om te voorkomen dat zij worden belast met onnodige financiële onzekerheid en bureaucratie. Deze maatregelen zijn inmiddels uitgewerkt in verschillende regelingen ten aanzien van met name de vergoeding voor gederfde omzet en gemaakte meerkosten.
Ziekenhuis en UMC
Ziekenhuizen en UMC’s krijgen via een specifieke continuïteitsbijdrage een vergoeding voor gederfde omzet en de gemaakte meerkosten. Zie hier.
Huisartsenzorg
Voor de huisartsenzorg zijn speciale maatregelen getroffen tussen onder andere de Landelijke Huisartsen Vereniging, de NZa en ZN.
- Voor visites aan patiënten die (mogelijk) besmet zijn met het coronavirus geldt dat het intensieve zorgtarief mag worden gedeclareerd. Dit geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 maart jl.
- Verzekeraars hebben toegezegd een extra module in te regelen, waardoor alle huisartsenpraktijken medio april eenmalig € 10,- per patiënt in rekening kunnen brengen. Daarnaast worden de productie en kosten, onder andere via Vektis-data, gemonitord om te kijken welke (financiële) maatregelen nodig zijn voor het derde kwartaal.
- In samenspraak met NZa en zorgverzekeraars zijn de contractuele voorwaarden voor declaratie van moduletarieven en ketenzorgtarieven tijdelijk opgeschort.
- Voornoemde partijen roepen de huisartsen op de detacherings- en waarneemcontracten nu niet op te zeggen. Daar zou gezien de bovenstaande financiële maatregelen ook geen noodzaak meer toe bestaan.
Indien huisartsen, ondanks bovenstaande maatregelen, acute financiële problemen hebben, dan kunnen zij contact opnemen met de preferente zorgverzekeraar. Huisartsen kunnen geen beroep doen op de continuïteitsbijdrage-regeling.
Klik hier voor het nieuwsbericht en de maatregelen. Daarin wordt ook nog ingegaan ten aanzien van specifieke zaken rondom de huisartsenpost.
Overige zorgaanbieders
In navolging op de aankondiging van 25 maart jl. heeft ZN maatregelen getroffen ter financiële ondersteuning van alle overige zorgaanbieders. Op 1 mei 2020 en 12 mei 2020 hebben zorgverzekeraars de nadere uitwerking van de continuïteitsbijdrage-regeling bekend gemaakt.
De continuïteitsbijdrage-regeling geldt voor zorgverlening die onder de basisverzekering of de aanvullende ziektekostenverzekering valt. Zowel gecontracteerde als niet-gecontracteerde zorgaanbieders kunnen een beroep doen op de bijdrage. De hoogte van de continuïteitsbijdrage verschilt per sector en ligt voor merendeel van de zorgaanbieders tussen de 75% en 87%. De continuïteitsbijdrage is vanaf 15 mei gefaseerd opengesteld. Tot 9 mei 2020 konden zorgaanbieders die in dermate hoge financiële nood verkeerden dat zij niet konden wachten, een vooruitbetaling aanvragen. Deze mogelijkheid bestaat thans niet meer.
Zie hier een uitgebreide toelichting over de continuïteitsbijdrage-regeling en zie hier ons eerdere nieuwsbericht over de vooruitbetaling.
Kraamzorg
Kraamzorgaanbieders kunnen een beroep doen op de continuïteitsbijdrage-regeling. Zie hier een toelichting omtrent de continuïteitsbijdrage en daaraan verbonden optie van vooruitbetaling.
Voorts hebben zorgverzekeraars op 3 april jl. bekend gemaakt dat de tarieven voor kraamzorg tijdelijk worden verhoogd. Vanaf 1 april tot 1 juli a.s. kunnen kraamzorgaanbieders een toeslag van 10% op het (per verzekeraar) gecontracteerde tarief over de eerste 24 kraamzorguren van elke verzorging voor de prestatie ‘kraamzorg per uur’. Voor kraamzorg vanaf die 24 uur, geldt het regulier afgesproken tarief.
Indien de kraamzorgaanbieder met de zorgverzekeraar al een max-max toeslag is overeengekomen, is het niet toegestaan het tarief met 10% te verhogen.
Sociaal domein
Voor het sociaal domein gelden speciale regels. Financiering van maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp geschiedt decentraal, via de gemeenten. De wettelijke verantwoordelijkheid voor de continuïteit van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning ligt bij de gemeenten. De ministeries van VWS en JenV en de VNG roepen gemeenten op om zorgaanbieders in het sociale domein van 1 maart tot in ieder geval 1 juni 2020 financiële zekerheid en ruimte te bieden. Zie hier een eerdere oproep van de VNG.
Evenwel zijn er tussen de ministeries van VWS en van JenV en de VNG (tijdelijke) aanvullende (centrale) afspraken gemaakt. Op 16 april 2020 is ten aanzien van een aantal onderdelen een nadere uitwerking gepubliceerd. De afspraken gelden tot 1 juli 2020 (zie bericht VNG) en als aanvulling op de bestaande afspraken tussen de zorgaanbieder en de gemeente. Samengevat komt dit op het volgende neer:
- Meerkosten vanwege de coronacrisis komen voor vergoeding via de gemeente in aanmerking. Het Rijk zal op haar beurt de gemeenten voor de meerkosten compenseren. De criteria van de regeling en voorbeelden van meerkosten zijn toegelicht in de uitwerking van 2 juni 2020. De vergoeding van meerkosten geldt tot en met 31 december 2020 (zie bericht VNG).
- Het gaat hierbij om aantoonbare meerkosten die voortvloeien uit het volgen van de richtlijnen van het RIVM. Deze kosten dienen duidelijk te worden onderscheiden van de reguliere kosten.
- Uitgangspunt is dat gemeenten ruimte en soepelheid geven in de verantwoording, indien zorg anders wordt verleend of personeel op een andere plek wordt ingezet.
- Gecontracteerde zorgaanbieders komen in aanmerking voor continuïteit van financiering. Dit betekent dat de contractueel overeengekomen omzet onverminderd dient te worden gefinancierd. Als geen omzetafspraak is gemaakt, wordt de financiering bepaald aan de hand van een geïndexeerd maandgemiddelde van de omzet over 2019.
- Voor het berekenen van de omzetgarantie is, onder meer door VNG en VWS, een format opgesteld. Zie het bericht van de VNG.
- Indien achteraf blijkt dat de gerealiseerde kosten aanzienlijk afwijken van hetgeen is gefinancierd, wordt dit achteraf verrekend. Dit geschiedt per gemeente en het is zaak om dit als zorgaanbieder per gemeente te (kunnen) vergelijken (en verantwoorden) ten opzichte van de gefinancierde omzet.
Van zorgaanbieders wordt verwacht dat zij zich inspannen om de capaciteit zo goed mogelijk te benutten om een eventuele omzetdaling te beperken. Ten tijde van de jaarverantwoording 2020 zal inzicht dienen te worden gegeven in de inzet van personeel gedurende de coronacrisis.
VNG heeft op 5 juni 2020 een notitie gedeeld over de rechtmatigheid van financiën van gemeenten in verband met de coronamaatregelen in het kader van Jeugdwet, Wmo en Pgb’s.
Ik ben zorgaanbieder. Worden de extra kosten die ik maak in verband met het coronavirus vergoed?
Op 25 maart 2020 heeft ZN aangegeven dat dat ervoor wordt gezorgd dat de extra kosten die zorgaanbieders in verband met het coronavirus moeten maken, kunnen worden gedeclareerd. Inmiddels heeft de NZa een prestatiebeschrijving voor meerkosten vastgesteld. Daarmee is een betaaltitel gecreëerd voor het kunnen declareren van extra kosten die een zorgaanbieder maakt voor de levering van zorg aan verzekerden of justitiabelen met een forensische zorgtitel. Deze mogelijkheid geldt voor zowel gecontracteerde als niet-gecontracteerde zorgaanbieders.
In de beleidsregel (BR/REG-20157) van 1 mei 2020 heeft de NZa bepaald dat de prestatiebeschrijving ziet op de meerkosten die een zorgaanbieder, ten gevolge van het coronavirus, maakt voor directe zorgverlening aan patiënten. Dit zijn bijvoorbeeld kosten voor extra beschermingsmiddelen, het naleven van 1,5-meter-maatregelen dan wel het inzetten van extra personeel, maar ook het bewust leeg houden van ruimte ten behoeve van eventuele corona-zorg (mits op verzoek van dan wel afgestemd binnen ROAZ-verband).
Het gaat niet om (het doorlopen van) reguliere kosten (zoals loon e.d.). De bijdrage van zorgverzekeraars ten aanzien van die kosten kan geschieden via de zogenaamde continuïteitsbijdrage (zie hier).
Voor het declareren van meerkosten gelden, zo volgt uit de beleidsregel, de volgende voorwaarden:
- De zorgaanbieder moet kunnen aantonen dat de meerkosten zijn gemaakt als gevolg van het coronavirus. Dit moet ook achteraf uit de administratie zijn te herleiden;
- De prestatiebeschrijving meerkosten mag alleen worden gedeclareerd indien er daadwerkelijk zorg is geleverd aan verzekerden van de ziektekostenverzekeraar of de justitiabelen;
- Er dient een schriftelijke afspraak te zijn gemaakt met de ziektekostenverzekeraar. Hierin kunnen de overige financiële maatregelen die zorgverzekeraars hebben getroffen worden meegenomen (zie hier);
- Zorgkosten die via andere prestatiebeschrijvingen en tarieven in rekening worden gebracht, waaronder die voor Wlz-zorg, mogen niet via de prestatiebeschrijving meerkosten worden gedeclareerd;
- Minderkosten dienen in de afrekening van de meerkosten te worden betrokken;
Alle zorg waarvoor de NZa prestatie- en tariefregulering vaststelt valt onder de beleidsregel. De enige uitzondering daarop is de langdurige zorg, daarvoor komt een aparte regeling.
De beleidsregel werkt terug tot en met 1 maart 2020 en geldt tot uiterlijk 31 december 2021.
Ik ben zorgaanbieder. Kan ik (ook) een beroep doen op de Rijksregelingen?
Zorgaanbieders die niet direct betrokken zijn bij de zorgverlening aan coronapatiënten, kunnen een beroep doen op een continuïteitsbijdrage van zorgverzekeraars. Zie hier voor meer informatie over de continuïteitsbijdrage-regeling, die daartoe in het leven is geroepen.
De hoogte van de bijdrage verschilt per sector en is bedoeld als compensatie voor het verlies aan inkomsten van zorg. Hieronder valt zowel zorg die verzekerd is via het basispakket als zorg vallend onder de aanvullende verzekering. Verlies aan inkomsten uit niet-verzekerde zorg komt niet in aanmerking voor compensatie op grond van een continuïteitsbijdrage. Aanbieders van niet-verzekerde zorg kunnen mogelijk een beroep doen op de financiële noodregelingen van de Rijksoverheid.
Van belang is dat compensatie verkregen via een continuïteitsbijdrage van de zorgverzekeraar van invloed is op de vraag of, en zo ja, in hoeverre (nog) aanspraak kan worden gemaakt op een algemene noodmaatregel van de Rijksoverheid (zie ook Q&A Ondernemingsrecht). Zo nodig zal achteraf verrekening kunnen plaatsvinden. Verwezen zij ook naar het nieuwsbericht van ZN in dit kader (hier).
Normaal gesproken moet een eerste consult tussen ziekenhuis en patiënt face-to-face plaatsvinden, is dit nu anders?
In verband met het coronavirus heeft de NZa de bekostiging voor zorg op afstand verruimd. Iedere zorgverlener die zorg op afstand wil leveren moet dat kunnen doen, zonder te worden belemmerd door declaratiebeperkingen. De NZa heeft alle eventuele belemmeringen of beperkende voorwaarden in de curatieve en langdurige zorg buiten werking gesteld. Verplichtingen als het hebben van face-to-face contact gelden momenteel dus niet.
Digitaal of telefonisch contact zijn voorbeelden van zorg op afstand. Iedere zorgverlener kan nu dus chatten of beeldbellen met patiënten en dit zonder problemen declareren. Dit geldt eveneens indien er geen speciale prestatie is vastgesteld voor zorg op afstand of als niet precies is voldaan aan de voorwaarden van een dergelijke prestatie. Als zorgverlener dien je dan een reguliere zitting/consult/behandeling te declareren.
Dit is een tijdelijke regel en geldt vanaf 1 maart 2020. De maatregel geldt tot het moment dat de landelijke richtlijnen/adviezen van de overheid en het RIVM niet meer van toepassing zijn. De NZa hanteert daarna nog een overgangstermijn van één week.
Bovenstaande verruiming van de NZa heeft geen betrekking op Wmo- en Jeugdzorg. Vergoedingen in het sociaal domein vinden op decentraal niveau plaats en daarvoor zijn de gemeenten verantwoordelijk. Zie hier de informatie met betrekking tot bekostiging van deze zorg.
Kunnen zorgaanbieders alternatieve medische hulpmiddelen inzetten, als door de uitbraak van het coronavirus sprake is van tekorten?
Indien reguliere medische hulpmiddelen niet meer voorhanden zijn door tekorten, kan het noodzakelijk zijn om af te wijken van de geldende richtlijnen, om toch te voldoen aan de verplichting om zorg te verlenen.
IGJ vermeldt op haar website dat het de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder is om in dat geval zelf of binnen de beroepsgroep een zorgvuldige en verantwoorde afweging te maken tussen de verschillende risico’s die het gebruik van een alternatief hulpmiddel met zich meebrengt, en de verantwoordelijkheid om zorg te verlenen.
Reguliere medische hulpmiddelen beschikken over een CE-markering, volgens welke de juiste kwaliteitswaarborgen voor de beoogde toepassing gelden. Bij producten zonder CE-markering of voor een andere toepassing is dit niet beoordeeld. IGJ benadrukt wel het belang voor zorgaanbieders om zich achteraf te kunnen verantwoorden. Overwegingen en beslissingen dienen (zoals steeds) navolgbaar vast te worden gelegd.
Krijg ik een boete van de IGJ als ik een termijn mis? Bijvoorbeeld voor het melden van een calamiteit?
De IGJ heeft laten weten dat zij ‘in deze periode’ de termijnen voor zorgaanbieders die normaal gelden in het toezicht, los laten. De IGJ laat nog in het midden hoe lang deze periode is.
Indien u een bericht ontvangt van de IGJ met daarin een deadline genoemd, dan hoeft u zich niet aan die termijn te houden. De IGJ neemt na het verstrijken van de termijn contact op om de voortgang te bespreken.
Daarnaast heeft de IGJ de bevoegdheid om een boete op te leggen indien u zich niet houdt aan een termijn voor het voldoen van een verplichting. Bijvoorbeeld het melden van een calamiteit. De IGJ heeft bekend gemaakt dat zij voorlopig geen boetes opleggen indien een instelling, zorgverlener of fabrikant/leverancier deze termijn niet haalt.
Geen bezoek meer in verpleeghuizen: hoe is dat geregeld?
Onlangs is besloten dat verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen in de ouderenzorg niet meer toegankelijk zijn voor bezoekers en anderen die daar niet noodzakelijk hoeven te zijn. Dat is zonder meer een ingrijpende maatregel die veel vragen oproept, ook juridische. Vooralsnog wordt het aan de instellingen overgelaten om deze maatregel te handhaven. Mocht blijken dat verpleeghuizen of kleinschalige woonvormen problemen ervaren met het weigeren van bezoekers of derden die de locatie proberen binnen te komen, dan kan de Voorzitter van de Veiligheidsregio op grond van de Wet publieke gezondheid ingrijpen door gebruik te maken van de bevoegdheden die hij heeft. Die bevoegdheden zijn ruim. Voorlopig lijkt het erop dat het niet nodig is dat de maatregel van de overheid moet worden afgedwongen, omdat daaraan vrijwillig gehoor wordt gegeven. Overigens hebben instellingen als verpleeghuizen zelf ook ruime bevoegdheden voor wat betreft het toelaten van anderen dan de cliënten, bijvoorbeeld als dat nodig is ter bescherming van die cliënten of ter bescherming van het personeel.
Een bijzondere situatie kan zich voordoen als een bewoner van een instelling vanwege de beperking van het bezoek besluit om de instelling te verlaten. Als die bewoner wilsbekwaam is en vrijwillig is opgenomen kan dat niet verhinderd worden. Bij onvrijwillig opgenomen cliënten of bij cliënten die wilsonbekwaam zijn ligt dat anders. Indien een bewoner de instelling verlaat, dan kan dat wel betekenen dat deze niet zomaar terug kan keren, zeker niet als het langere tijd duurt dat de cliënt elders verblijft. Bijvoorbeeld zal dan de financiering in gevaar kunnen komen, omdat die financiering is gebaseerd op het verlenen van zorg.