Home Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht februari 2024

Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht februari 2024

Samengesteld aan de hand van: https://tuchtrecht.overheid.nl:

Onvoldoende zorg

CTG: waarschuwing voor huisarts wegens off-label voorschrijven medicatie tijdens COVID-19, inmenging minister met beleid IGJ in tuchtzaak weegt mee met hoogte maatregel

ECLI:NL:TGZCTG:2024:42
Klacht van de inspectie (IGJ) tegen een huisarts. In de periode april 2020 tot en met juli 2020 ontving de inspectie diverse meldingen en signalen over het handelen van de huisarts tijdens de Covid-19 pandemie. De inspectie is een onderzoek naar deze meldingen gestart en heeft een rapport uitgebracht. De inspectie stelt dat het handelen van de huisarts een risico voor de patiëntveiligheid vormt en het vertrouwen van patiënten in artsen en de gezondheidszorg schaadt. De inspectie verwijt de huisarts dat hij 1) in strijd met de geldende regels, aan patiënten off-label ivermectine en HCQ heeft voorgeschreven, 2) voor patiënten een drempel heeft opgeworpen om zich te laten vaccineren, namelijk door ondertekening van een informed consentverklaring als voorwaarde voor vaccinatie te stellen, 3) zich ongevraagd heeft gemengd in de ziekenhuisbehandeling van een patiënt van wie hij niet de huisarts was, maar die wel door hem op de huisartsenpost (HAP) was gezien en 4) zich bij uitingen in diverse (sociale) media niet heeft gehouden aan de voor hem met betrekking tot het zoeken van publiciteit geldende regels. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond, verklaart de klachtonderdelen 3 en 4 ongegrond en legt aan de huisarts – ook gegeven de bijzondere omstandigheden waarin de huisarts zijn werk verrichtte – de maatregel van waarschuwing op.

Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/disciplinering-van-lastige-artsen-is-geen-doelstelling-van-het-tuchtrecht/

Kritische huisarts over Covid-19 vaccinatie verwijst patiënt met verhoogde D-dimeer te laat door, berisping

ECLI:NL:TGZCTG:2024:41
Klacht tegen huisarts. Klaagster was patiënte in de praktijk van de huisarts. Zij verwijt de huisarts dat hij op grond van persoonlijke, niet-wetenschappelijk gegronde opvattingen heeft geweigerd haar door te verwijzen voor specialistisch onderzoek nadat bij haar alarmerende bloedwaarden waren geconstateerd. Klaagster was bekend met klachten van kortademigheid bij inspanning. Begin juli 2021 bezocht klaagster de huisarts met klachten van hoofpijn, koorts, pijn in de romp en kortademigheid. Klaagster voelde zich ziek. De huisarts dacht aan longontsteking en schreef een antibioticumkuur voor. Een paar weken later kwam klaagster terug en meldde dat zij extreem vermoeid was en hoestte. De bloedtest van het laboratoriumonderzoek wees uit dat klaagster een zeer sterk verhoogde D-dimeerwaarde had (5.373, waar de normaalwaarde minder dan 900 bedraagt). De huisarts liet klaagster weten dat deze uitslag paste bij een Pfizer-vaccinatie. De huisarts nam geen therapeutische consequenties, en deed dat volgens hem op basis van de NHG-richtlijn. De NHG-standaard bepaalt echter dat patiënten met een verhoogde risicoscore op longembolie óf een verhoogde D-dimeerwaarde direct moeten worden verwezen naar de internist of longarts voor nadere diagnostiek. Door klaagster niet meteen door te sturen heeft verweerder niet gehandeld volgens de medisch-professionele standaard ter zake. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de huisarts de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de huisarts en handhaaft de opgelegde maatregel van berisping.

Aangaan en beëindigen behandelingsovereenkomst

Gewichtige reden voor huisarts voor opzeggen samenwerkingsovereenkomst met voor verstandelijk gehandicapten

ECLI:NL:TGZCTG:2024:48
Klacht van een instelling en een deel van haar cliënten tegen een huisarts. De instelling had de huisartsenzorg voor haar cliënten ondergebracht bij de reguliere huisartsenpraktijk van de huisarts. De samenwerking tussen de instelling en de huisartsenpraktijk was vastgelegd in een overeenkomst. De huisarts heeft in verband met pensionering de overeenkomst met in achtneming van de contractueel bedongen opzegtermijn opgezegd. Klagers verwijten de huisarts dat hij de overeenkomst onterecht en eenzijdig heeft beëindigd, geen zorg heeft gedragen voor de overbruggingsperiode tot een nieuwe huisarts was gevonden, zich niet heeft ingespannen om naar alternatieven te zoeken en dat hij niet voorafgaand aan de opzegging een oplossing heeft proberen te vinden. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat de instelling klachtgerechtigd is op grond van artikel 65 lid 1 sub c. Naar het oordeel van het regionaal tuchtcollege heeft de huisarts de overeenkomst met de instelling niet onterecht beëindigd. De huisarts heeft zich gehouden aan de overeengekomen opzegtermijn en hij had een gewichtige reden om op te zeggen, namelijk zijn aanstaande pensioen. Naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege heeft de huisarts ook zorgvuldig gehandeld bij het opzeggen van de overeenkomst, daarbij kan het de huisarts niet worden aangerekend dat zijn opvolgers (beklaagden in zaken C2023/2052 en C2023/2053) niet met de instelling in zee wilde gaan. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klagers tegen deze beslissing.

Klacht tegen huisartsen wegens niet aangaan samenwerking met instelling voor verstandelijk gehandicapten ongegrond

ECLI:NL:TGZCTG:2024:49
Klacht van een instelling en een aantal van haar cliënten tegen twee huisartsen. De instelling had de huisartsenzorg voor haar cliënten ondergebracht bij de reguliere huisartsenpraktijk waar de huisartsen tot zij de praktijk overnamen werkzaam waren als waarnemer. De samenwerking tussen de instelling en de huisartsenpraktijk was vastgelegd in een overeenkomst. De praktijkhouder van de huisartsenpraktijk (beklaagde in zaak C2023/2051) heeft in verband met pensionering de overeenkomst opgezegd. De huisartsen zijn geen nieuwe samenwerking met de instelling aangegaan. Klagers verwijten de huisartsen dat zij de overeenkomst onterecht en eenzijdig hebben beëindigd, geen zorg hebben gedragen voor de overbruggingsperiode tot een nieuwe huisarts was gevonden, zich niet hebben ingespannen om naar alternatieven te zoeken, en dat zij niet voorafgaand aan de opzegging een oplossing hebben proberen te vinden. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de huisartsen een gewichtige reden hadden om geen overeenkomst met de instelling aan te gaan. Zij hebben voldoende voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat er niet werd voldaan aan de randvoorwaarden die in de leidraad ‘Algemeen medisch zorg voor verstandelijk gehandicapten in VG zorginstellingen’ van de LHV worden genoemd. Op grond hiervan hadden de huisartsen gegronde redenen om zich niet bekwaam te achten en dus geen overeenkomst aan te gaan. De huisartsen hebben zorgvuldig gehandeld door tijdig en beargumenteerd uit te leggen waarom zij geen zorg aan de cliënten wil verlenen. Zij hebben meegedacht over alternatieven en zij hebben de instelling voldoende gelegenheid geboden om de zorg op een andere manier te regelen door ondanks de opzegging van de overeenkomst nog twee maanden lang de noodzakelijke zorg te willen verlenen. De klacht van klagers wordt ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klagers tegen deze beslissing.

Schending beroepsgeheim

Schending beroepsgeheim door huisarts in (behandel-of vriendschappelijke?) relatie met patiënt

ECLI:NL:TGZCTG:2024:30
Klacht tegen een huisarts. Klaagster was jarenlang patiënt van de huisarts. Sinds 2015 hadden zij – na het overlijden van de echtgenoot van klaagster – ook een persoonlijke, vriendschappelijke relatie met elkaar. In de zomer van 2022 heeft een inbraak plaatsgevonden in de woning van de huisarts. Vanwege zijn vermoeden dat de dochter van klaagster de inbraak had gepleegd, heeft de huisarts de vriendschap met klaagster verbroken. Klaagster verwijt de huisarts dat hij a) het medisch beroepsgeheim heeft overtreden, b) de overeenkomst tot zorgverlening onjuist eenzijdig heeft opgezegd en c) na beëindiging van de zorgverlening (ten onrechte) nog vergoedingen heeft gedeclareerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat is komen vast te staan dat de huisarts zijn beroepsgeheim heeft geschonden, verklaart klachtonderdeel a gegrond en legt de huisarts een berisping op. Klachtonderdeel b wordt ongegrond verklaard en het beroep tegen klachtonderdeel c is ingetrokken door klaagster. De beslissing wordt gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact.

Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/de-huisarts-als-loslippige-vriend-van-de-familie/

Berisping voor huisarts wegens verstrekken informatie aan Raad voor Kinderbescherming

ECLI:NL:TGZRSHE:2024:7
Klacht dat huisarts haar beroepsgeheim heeft geschonden, onjuiste en ongefundeerde informatie aan de raad voor de kinderbescherming heeft gegeven en klaagster daarvan niet op de hoogte heeft gesteld. KNMG-richtlijn omgaan met medische gegevens. Ondertekening informantenformulier voor raadsonderzoek. Informatie over thuissituatie, gezondheid, gedrag of de schoolprestaties van dochter klaagster. Geen toestemming om beroepsgeheim jegens klaagster te doorbreken. Artikel 1:240 BW. Eigen verantwoordelijkheid en afweging zorgverlener. Zorgvuldigheidseisen. Grove inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van klaagster. Ongefundeerde informatie. Berisping.

Berisping voor bedrijfsarts vanwege schending beroepsgeheim en onjuist/onwaarachtige verslaglegging

ECLI:NL:TGZCTG:2024:38
Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts kort samengevat dat hij a) zijn beroepsgeheim heeft geschonden dan wel zich partijdig heeft opgesteld, b) valsheid in geschrifte heeft gepleegd dan wel heeft gezorgd voor onjuiste en onwaarachtige verslaglegging, c) een passieve houding heeft aangenomen en heeft tegengewerkt, en d) heeft gezorgd voor onvolledige en niet gelijktijdige informatievoorziening en correspondentie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen a en b gegrond verklaard, de klachtonderdelen c en d ongegrond verklaard, en aan de bedrijfsarts de maatregel van berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

Grensoverschrijdend gedrag

Klacht tegen fysiotherapeut over grensoverschrijdend gedrag ongegrond; wat is ‘grensoverschrijdend’?

ECLI:NL:TGZRZWO:2024:13
Klacht tegen fysiotherapeut. Klaagster is in het kader van revalidatie na een heupoperatie meerdere keren door de fysiotherapeut gezien. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij tijdens deze contacten grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond door onder meer het verrichten van wondcontrole, het ongevraagd aan klaagsters broek zitten en het doen van afwijkende, niet bij de gebruikelijke behandeling behorende oefeningen. Het college komt tot het oordeel dat de fysiotherapeut niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Zie ook deze blog:https://www.kbsadvocaten.nl/grensoverschrijdend-gedrag-redefined/

Varia

Waarschuwing voor huisarts vanwege zonder ondubbelzinnige toestemming beide ouders doorverwijzen naar dermatoloog

ECLI:NL:TGZCTG:2024:28
Klacht tegen een huisarts. Klager is de vader van een meisje van tien jaar oud (hierna: de dochter). Samen met zijn ex-vrouw (hierna: de moeder) heeft hij het ouderlijk gezag over haar. Er is geen ouderschapsplan. Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. De dochter staat sinds 2014 ingeschreven bij de praktijk die de huisarts voert, samen met de beklaagde huisarts in de zaak met kenmerk C2023/1883. De klacht van klager komt er in de kern op neer dat hij door de beide huisartsen onvoldoende wordt geïnformeerd. Ook wordt hij onvoldoende in de gelegenheid gesteld mee te beslissen over medische behandelingen van de dochter. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen a. (gedeeltelijk) en d gegrond, legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt zowel het beroep van klager als het incidenteel beroep van de huisarts tegen deze beslissing en bepaalt dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.

(niet-)ontvankelijkheid

Klacht tandarts tegen mondhygiënist over afstellen thermostaat in bedrijfspand niet-ontvankelijk

ECLI:NL:TGZRAMS:2024:29
Klagers (een BIG geregistreerde tandarts (1) en zijn patiënt (2) zijn kennelijk niet ontvankelijk in hun klacht tegen een mondhygiëniste. Er is sprake van een conflict  tussen twee gebruikers van het hetzelfde pand. De gebruikers zijn allebei zorgverlener. Het verwijt van de tandarts aan het adres van de mondhygiëniste is dat zij de gemeenschappelijke thermostaat op 20 graden Celsius heeft gezet of laten staan. Bij de tandarts die aan de zuidkant van het pand praktiseert wordt het dan ongeveer 35 graden Celsius. Klagers zijn van mening dat het uitvoeren van een chirurgische ingreep bij deze temperaturen niet verantwoord is gelet op de negatieve invloed die dit heeft op de prestaties van de tandarts, het welzijn en de gezondheid van de patiënt (2) en mogelijk het slagen van de ingreep. De voorzitter is van oordeel dat het tuchtrecht voor de gezondheidszorg niet bedoeld is om de onderhavige problematiek tussen partijen op te lossen. Klagers zijn kennelijk niet ontvankelijk in hun klacht.

Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/een-verhitte-strijd-bij-de-tuchtrechter/

CTG anders dan voorzittersbeslissing RTG: klager niet ontvankelijk in klacht tegen verpleegkundige vanwege ne bis in idem beginsel

ECLI:NL:TGZCTG:2024:43
Klacht tegen een verpleegkundige. Klager verblijft in een forensisch psychiatrische instelling, waar de verpleegkundige als zorgmanager werkzaam is. Klager verwijt de verpleegkundige dat hij niet wil tegemoetkomen aan de wens van klager om niet behandeld te worden door de tandarts die eens per maand op de kliniek in X aanwezig is, maar door de tandarts in de kliniek in Y. Klager heeft eerder al een tuchtklacht gebaseerd op dezelfde feiten en gronden ingediend. Het Centraal Tuchtcollege heeft hierover een onherroepelijke eindbeslissing genomen. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht daarom kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege acht de nieuwe klacht in strijd met het ‘ne bis in idem-beginsel’ en oordeel dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht.

Klacht tegen tandarts niet-ontvankelijk wegens strijd met ne bis in idem beginsel

ECLI:NL:TGZCTG:2024:33
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een tandarts. De voorzitter van het RTG heeft geoordeeld dat het handelen en nalaten van de tandarts, waarover in deze procedure wordt geklaagd, al is beoordeeld in een eerdere procedure. De voorzitter van het RTG heeft de klacht daarom kennelijk niet ontvankelijk verklaard. Naar het oordeel van de voorzitter van het CTG heeft de voorzitter van het RTG terecht het standpunt ingenomen dat er sprake is van de ‘ne bis in idem’ situatie en de klacht terecht niet ontvankelijk verklaard. Het beroep leidt daarom niet tot een andere beslissing dan die van het RTG en op die grond verwerpt de voorzitter van het CTG het beroep van klaagster.

Klacht tegen huisarts voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen en klager niet klachtgerechtigd

ECLI:NL:TGZRAMS:2023:288
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een huisarts kennelijk niet-ontvankelijk. Klager heeft een klacht ingediend over het door hem veronderstelde handelen van de huisarts rondom het overlijden van zijn moeder. Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager zijn klacht onvoldoende verduidelijkt. Klager heeft niet duidelijk gemaakt op welk handelen of nalaten van de huisarts zijn klacht betrekking heeft. Klager heeft ook te kennen gegeven dat hij niet weet wat er is gebeurd en dat hij dat nu juist graag wil achterhalen. De procedure bij het tuchtcollege is echter niet bedoeld om op deze wijze informatie te verkrijgen omtrent het handelen van een zorgverlener. Nu geen sprake is van een voldoende concreet verwijt aan het adres van de huisarts, voldoet de klacht niet aan de daaraan gestelde eisen. Bovendien is klager niet gerechtigd om de klacht in te dienen. Uit het klaagschrift en het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek blijkt dat de moeder van klager een levensgezel had, te weten de vader van de huisarts. Daarnaast zijn er bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om eraan te twijfelen dat klager de wil van zijn moeder vertegenwoordigt. Klager kan niet geacht worden de wil van zijn overleden moeder te vertegenwoordigen. De levensgezel zou daartoe wel gerechtigd zijn, maar van zijn instemming met het indienen van deze tuchtklacht is niet gebleken. Dit betekent dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.

Hangt samen met niet-ontvankelijke klacht tegen andere huisarts: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:38

En niet-ontvankelijke klacht tegen apotheker: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:39

Zie ook deze blog: https://www.kbsadvocaten.nl/een-tuchtklacht-als-fishing-expedition/

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven